Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal hög

Vertaal hög van Zweeds naar Nederlands

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

hög:
- hoog; hooggelegen; luid; hard; luid klinkend; rijzig; hoog geplaatst
- hoop; stapel; opeenstapeling; opstapeling; stapeling; heipaal; schelf; terp
Wiktionary:
- hög → hoog
- hög → stapel
- hög → hoop, massa, hoog, high, luide, luid, harde, hard, stapel, klasse

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hög (Zweeds) in het Nederlands

hög:

hög bijvoeglijk naamwoord

hög (högt)
hoog; hooggelegen
- hoog bijvoeglijk naamwoord
- hooggelegen bijvoeglijk naamwoord
hög (högt; ljudligen)
luid; hard; luid klinkend
- luid bijvoeglijk naamwoord
- hard bijvoeglijk naamwoord
- luid klinkend bijvoeglijk naamwoord
hög (högväxt; långt; högt)
rijzig
- rijzig bijvoeglijk naamwoord
hög (högdragen; högdraget; ståtligt; högt)
hoog geplaatst
- hoog geplaatst bijvoeglijk naamwoord

hög zelfstandig naamwoord

hög (trave)
de hoop; de stapel; de opeenstapeling; de opstapeling
- hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- stapel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- opeenstapeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- opstapeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
hög (trave)
de stapeling
- stapeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
hög
de heipaal
- heipaal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
hög (stack; stapel; trave)
de schelf
- schelf [de ~] zelfstandig naamwoord
hög (mindre kulle; kulle)
de terp
- terp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hög:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
heipaal	hög
hoop	hög; trave	ansamling; bunt; en hel del; en stor del; förhoppning; förväntan; förväntning; gäng; hopp; hord; ihop sättning; massa; massor; mycket; mängd; röra; skit; skitkorv; stor del
opeenstapeling	hög; trave	ansamling
opstapeling	hög; trave
schelf	hög; stack; stapel; trave
stapel	hög; trave	ansamling; lek; stack-ikon
stapeling	hög; trave
terp	hög; kulle; mindre kulle
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hard	hög; högt; ljudligen	amper; blixtsnabb; blixtsnabbt; frånstötande; genomträngande; grovt; grym; grymt; gäll; gällt; hård; hårdhudad; hårdhudat; hårt; högt; jättesnabb; jättesnabbt; kallsinnigt; kallt; kyligt; kärv; med hög röst; råbarkat; skarpt; sträv; supersnabbt; tuff; tufft; utan medlidande; våldsamt
hoog	hög; högt	genomträngande; gäll; gällt; skarpt
hooggelegen	hög; högt
luid	hög; högt; ljudligen	för full hals; högljudd; högljutt; högt; ljudligt; med hög röst; skrikig; skrikigt
rijzig	hög; högt; högväxt; långt
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hoog geplaatst	hög; högdragen; högdraget; högt; ståtligt
luid klinkend	hög; högt; ljudligen

Synoniemen voor "hög":

bunt; gäll; påtänd; påverkad

Wiktionary: hög

hög

adjective

2, 3, 4
- hoog → hög

noun

een gestructureerde hoop spullen
- stapel → hög

Cross Translation:

From	To	Via
• hög	→ hoop; massa	↔ crowd — group of things
• hög	→ hoog	↔ high — elevated
• hög	→ hoog	↔ high — tall, lofty
• hög	→ hoog	↔ high — of great or large quantity
• hög	→ high	↔ high — slang: stoned
• hög	→ luide; luid; harde; hard	↔ loud — of a sound
• hög	→ stapel	↔ pile — heap
• hög	→ klasse	↔ quality — archaic: social position
• hög	→ hoog	↔ tall — of a building
• hög	→ hoog	↔ hoch — groß in der Ausdehnung nach oben; eine bestimmte Höhe aufweisend
• hög	→ hoog	↔ hoch — weit oben befindlich
• hög	→ hoog	↔ hoch — akustische Wahrnehmung: mit großer Schwingungszahl
• hög	→ hoog	↔ hoch — sozial: vornehm, im Rang weit oben stehend
• hög	→ luid; hard	↔ laut — von Ton und Stimmen : stark, intensiv

Verwante vertalingen van hög