Zweeds
Uitgebreide vertaling voor hård (Zweeds) in het Nederlands
hård:
-
hård
steenhard; keihard; ijzerhard; bikkelhard; staalhard-
steenhard bijvoeglijk naamwoord
-
keihard bijvoeglijk naamwoord
-
ijzerhard bijvoeglijk naamwoord
-
bikkelhard bijvoeglijk naamwoord
-
staalhard bijvoeglijk naamwoord
-
-
hård (häftigt; kraftigt; hårt; kraftig; våldsamt)
-
hård (hårdhudad; tufft; råbarkat; tuff; hårt; grovt; våldsamt; hårdhudat)
hard; ruw; hardhandig; onzacht-
hard bijvoeglijk naamwoord
-
ruw bijvoeglijk naamwoord
-
hardhandig bijvoeglijk naamwoord
-
onzacht bijvoeglijk naamwoord
-
-
hård (kyligt; kallt; grymt; kallsinnigt; utan medlidande; hårt; grym)
onbarmhartig; ongenadig; hard; hardvochtig-
onbarmhartig bijvoeglijk naamwoord
-
ongenadig bijvoeglijk naamwoord
-
hard bijvoeglijk naamwoord
-
hardvochtig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor hård:
Synoniemen voor "hård":
Wiktionary: hård
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hård | → hard | ↔ hard — resistant to pressure |
• hård | → moeilijk; zwaar | ↔ hard — demanding a lot of effort to endure |
• hård | → hard | ↔ hard — severe |
• hård | → stug | ↔ hart — nicht von Mitleid, Mitgefühl oder Barmherzigkeit geleitet - derart, dass es an Grausamkeit grenzt. |
• hård | → stug | ↔ hart — nur mit großem Kraftaufwand verformbar |
• hård | → stug | ↔ hart — mit großer Kraft |
• hård | → hard; onzacht; stug; moeilijk; lastig; slim; zwaar | ↔ dur — Qui, par suite de sa fermeté, est difficile à pénétrer, à entamer. |