Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. glidande:
  2. glida:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor glidande (Zweeds) in het Nederlands

glidande:

glidande zelfstandig naamwoord

  1. glidande (rutschande)
    het slippen
    • slippen [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. glidande
    uitglijden
  3. glidande
    geglij
    • geglij [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor glidande:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geglij glidande
slippen glidande; rutschande
uitglijden glidande glida bort
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slippen falla över; glida av
uitglijden falla över; glida av

Synoniemen voor "glidande":


glida:

glida werkwoord (glider, gled, glidit)

  1. glida (rulla)
    taxiën
  2. glida (halka)
    glippen; floepen; wegglippen
    • glippen werkwoord (glip, glipt, glipte, glipten, geglipt)
    • floepen werkwoord (floep, floept, floepte, floepten, gefloept)
    • wegglippen werkwoord
  3. glida
    zweefvliegen
    • zweefvliegen werkwoord (zweefvlieg, zweefvliegt, zweefvliegde, zweefvliegden, gezweefvliegd)
  4. glida (rutscha)
    glijden; roetsjen
    • glijden werkwoord (glijd, glijdt, gleed, gleden, gegeleden)
    • roetsjen werkwoord

Conjugations for glida:

presens
  1. glider
  2. glider
  3. glider
  4. glider
  5. glider
  6. glider
imperfekt
  1. gled
  2. gled
  3. gled
  4. gled
  5. gled
  6. gled
framtid 1
  1. kommer att glida
  2. kommer att glida
  3. kommer att glida
  4. kommer att glida
  5. kommer att glida
  6. kommer att glida
framtid 2
  1. skall glida
  2. skall glida
  3. skall glida
  4. skall glida
  5. skall glida
  6. skall glida
conditional
  1. skulle glida
  2. skulle glida
  3. skulle glida
  4. skulle glida
  5. skulle glida
  6. skulle glida
perfekt particip
  1. har glidit
  2. har glidit
  3. har glidit
  4. har glidit
  5. har glidit
  6. har glidit
imperfekt particip
  1. hade glidit
  2. hade glidit
  3. hade glidit
  4. hade glidit
  5. hade glidit
  6. hade glidit
blandad
  1. glid!
  2. glid!
  3. glidande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

glida [-en] zelfstandig naamwoord

  1. glida
    de slippartij

Vertaal Matrix voor glida:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slippartij glida
zweefvliegen segelflyga
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
floepen glida; halka
glijden glida; rutscha halka
glippen glida; halka halka
roetsjen glida; rutscha
taxiën glida; rulla
wegglippen glida; halka
zweefvliegen glida

Synoniemen voor "glida":


Wiktionary: glida


Cross Translation:
FromToVia
glida corrigeren; buigen bend — to change the pitch
glida glijden slide — to move in continuous contact with a surface