Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fru:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fru (Zweeds) in het Nederlands

fru:

fru [-en] zelfstandig naamwoord

  1. fru (make eller maka; livspartner; man)
    de vrouw; de gade
    • vrouw [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gade [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. fru (kvinna)
    het wijf; de vrouw
    • wijf [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vrouw [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. fru (äkta hälft; livskamrat; maka; make; man)
    de echtgenote
  4. fru (mästarinna; mätress)
    de bazin
    • bazin [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. fru (äktapar; man)
    de gemalin
    • gemalin [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fru:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bazin fru; mästarinna; mätress husmoder; mästarinna
echtgenote fru; livskamrat; maka; make; man; äkta hälft
gade fru; livspartner; make eller maka; man make; man
gemalin fru; man; äktapar
vrouw fru; kvinna; livspartner; make eller maka; man kvinna
wijf fru; kvinna

Synoniemen voor "fru":

  • madam; hustru; frugan; maka

Wiktionary: fru

fru
noun
  1. de vrouwelijke partner in een huwelijk

Cross Translation:
FromToVia
fru mw.; mevr. Mrs — title before woman's name
fru vrouw; echtgenote wife — married woman
fru mevrouw Fraunur Nominativ Singular: Höflichkeitsanrede für eine Frau, Namenszusatz
fru vrouw; echtgenote Frauverheiraten Frau, Ehefrau

Verwante vertalingen van fru