Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fattigt:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fattigt (Zweeds) in het Nederlands

fattigt:

fattigt bijvoeglijk naamwoord

  1. fattigt (fattig)
    arm; pover; berooid; armetierig
  2. fattigt (fattig)
    schraal; pover; mager; schamel; armzalig; karig
  3. fattigt (knapert)
    mager; pover; schraal; karig; berooid
    • mager bijvoeglijk naamwoord
    • pover bijvoeglijk naamwoord
    • schraal bijvoeglijk naamwoord
    • karig bijvoeglijk naamwoord
    • berooid bijvoeglijk naamwoord
  4. fattigt (ofruktbar; kargt; öde; )
    schraal; dor
    • schraal bijvoeglijk naamwoord
    • dor bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor fattigt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arm armstöd
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arm fattig; fattigt dålig; dåligt; nödlidande; undermåligt
armetierig fattig; fattigt dröja sig kvar
armzalig fattig; fattigt drabbad av fattighet; eländigt; futtigt; lumpet; lumpig; lumpigt; tarvlig; tarvligt; usel; uselt; ynklig; ynkligt
berooid fattig; fattigt; knapert nödlidande; utblottad
dor fattig; fattigt; kargt; ofruktbar; ofruktbart; öde; ödsligt torkad; torkat
karig fattig; fattigt; knapert inte överflödigt
mager fattig; fattigt; knapert lång och jänglig; långt och jängligt; mager; magert; rank figur; skinntorrt; smal; smalt; tunt; utmärglad; utmärglat
pover fattig; fattigt; knapert drabbad av fattighet; dålig; dåligt; i trasor; lumpig; lumpigt; ovårdat; raggigt; ruggig; ruggigt
schamel fattig; fattigt dålig; dåligt; i trasor; ovårdat; raggigt; ruggig; ruggigt
schraal fattig; fattigt; kargt; knapert; ofruktbar; ofruktbart; öde; ödsligt anspråkslöst; förtorkad; förtorkat; mager; magert; modest; pretantionslös; pretantionslöst; skadat av torka; skinntorrt; torr; torrt; tunt; utmärglad; utmärglat; uttorkat