Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fast:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fast (Zweeds) in het Nederlands

fast:

fast bijvoeglijk naamwoord

  1. fast
    hecht
    • hecht bijvoeglijk naamwoord
  2. fast (stadig; robust)
    solide; stevig; degelijk
  3. fast (stadig)
    gelijkmatig; gestaag

fast werkwoord

  1. fast (avstå från mat)
    abstineren; vasten
    • abstineren werkwoord (abstineer, abstineert, abstineerde, abstineerden, geabstineerd)
    • vasten werkwoord (vast, vastte, vastten, gevast)

Vertaal Matrix voor fast:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vasten avhållning; fort
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abstineren avstå från mat; fast avhålla sig; avstå
vasten avstå från mat; fast
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
degelijk fast; robust; stadig djup; djupt; gediget; pålitlig; pålitligt; rättskaffens; solid; solitt; sunt; säkert; övertygande
gelijkmatig fast; stadig
gestaag fast; stadig
hecht fast
solide fast; robust; stadig muskulös; muskulöst; välbyggt; övertygande
stevig fast; robust; stadig häftig; häftigt; kraftigt; muskulös; muskulöst; robust; stabilt; stadig; stadigt; stark; starkt; stel conversation; stor och kraftigt; stort; stå på; ståndaktig; ståndaktigt; välbyggt

Synoniemen voor "fast":


Wiktionary: fast


Cross Translation:
FromToVia
fast maar but — although
fast vast fast — firmly or securely fixed in place
fast stevig; kaarsrecht perky — standing upright; firm
fast vast- real — law: relating to immovable tangible property
fast vast; solide solid — in the solid state
fast solide; stevig solid — strong, unyielding (as of foundations etc)
fast hardnekkig tenacious — unwilling to yield from a point of view etc; dogged

Verwante vertalingen van fast