Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
-
falskt:
- leugenachtig; gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig; onwelluidend; bedriegelijk; vals; nagemaakt; onwaar; gefingeerd; onecht; niet echt; ondergeschoven; geaffecteerd; gemaakt; onnatuurlijk; gezocht; gewrongen; gekunsteld; tweetongig; doorelkaar; in de war; onwaarachtig; ten onrechte; valselijk; in het geniep; slecht; met slechte intentie; kwaadwillig; onheus
- Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor falskt (Zweeds) in het Nederlands
falskt:
-
falskt (lögnaktigt; bedrägligt; ljugande; falsk)
leugenachtig-
leugenachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (elakt; slugt; slug; falsk)
gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
sluw bijvoeglijk naamwoord
-
geraffineerd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgekookt bijvoeglijk naamwoord
-
geslepen bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
slinks bijvoeglijk naamwoord
-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
leep bijvoeglijk naamwoord
-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
doortrapt bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (falsk)
onwelluidend-
onwelluidend bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (falsk)
bedriegelijk; vals; nagemaakt; onwaar; gefingeerd; onecht-
bedriegelijk bijvoeglijk naamwoord
-
vals bijvoeglijk naamwoord
-
nagemaakt bijvoeglijk naamwoord
-
onwaar bijvoeglijk naamwoord
-
gefingeerd bijvoeglijk naamwoord
-
onecht bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (falsk)
-
falskt (falsk)
ondergeschoven-
ondergeschoven bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (låtsad; hycklat; spelat; falsk; artificiell; affekterad; låtsat; förvrängt; artificiellt; affekterat)
geaffecteerd; gemaakt; onnatuurlijk; gezocht; gewrongen; gekunsteld-
geaffecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
gemaakt bijvoeglijk naamwoord
-
onnatuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
gezocht bijvoeglijk naamwoord
-
gewrongen bijvoeglijk naamwoord
-
gekunsteld bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (tvåtungad; falsk; lögnaktigt; tvåtungat)
tweetongig-
tweetongig bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (misstagen; misstaget; fel; felaktigt; missriktad)
-
falskt (osann; sanningslös; sanningslöst; osannt)
onwaarachtig-
onwaarachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (med orätt)
ten onrechte; vals; valselijk-
ten onrechte bijvoeglijk naamwoord
-
vals bijvoeglijk naamwoord
-
valselijk bijwoord
-
-
falskt (dåligt; skamlig; skamligt; dålig; falsk)
stiekem; in het geniep; snood; gluiperig; achterbaks; geniepig-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
in het geniep bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (med onda avsikter; falsk; elak; lågt; elakt)
slecht; met slechte intentie; gemeen; vals; kwaadwillig-
slecht bijvoeglijk naamwoord
-
met slechte intentie bijvoeglijk naamwoord
-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
vals bijvoeglijk naamwoord
-
kwaadwillig bijvoeglijk naamwoord
-
-
falskt (otroget; otrogen)