Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. församling:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor församling (Zweeds) in het Nederlands

församling:

församling [-en] zelfstandig naamwoord

  1. församling (representantförsamling; sällskap)
    de assemblee

Vertaal Matrix voor församling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assemblee församling; representantförsamling; sällskap

Synoniemen voor "församling":


Wiktionary: församling

församling
noun
  1. gezamenlijke gelovigen
  2. gemeenschap van gelovigen in de katholieke kerk die bij één kerkgebouw hoort

Cross Translation:
FromToVia
församling kerspel KirchspielKirchenrecht, veraltend|:|Deutsch geografischer Einzugsbereich einer Kirchengemeinde
församling parochie parish — part of a diocese
församling parochianen parish — members of the parish
församling bijeenkomst; meeting; vergadering; samenkomst réunionaction de rapprocher, de réunir des parties qui avaient été diviser, désunir, isolées, ou résultat de cette action.

Verwante vertalingen van församling