Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bristande:
  2. brista:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bristande (Zweeds) in het Nederlands

bristande:

bristande bijvoeglijk naamwoord

  1. bristande (otillräcklig; otillräckligt; ofullständigt)
    deficiënt

Vertaal Matrix voor bristande:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deficiënt bristande; ofullständigt; otillräcklig; otillräckligt

Synoniemen voor "bristande":


bristande vorm van brista:

brista werkwoord (brister, brast, brustit)

  1. brista (gå av; gå sönder)
    knakken
    • knakken werkwoord (knak, knakt, knakte, knakten, geknakt)
  2. brista (sakna)
    verstoken zijn; gespeend zijn
    • verstoken zijn werkwoord
    • gespeend zijn werkwoord (ben gespeend, bent gespeend, is gespeend, was gespeend, waren gespeend, gespeend geweest)
  3. brista (spricka; gå upp)
    openhakken
    • openhakken werkwoord (hak open, hakt open, hakte open, hakten open, opengehakt)
  4. brista (gå upp; spricka; splittras; klyvas)
    splitsen; kloven; uiteensplijten; splijten; klieven
    • splitsen werkwoord (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
    • kloven werkwoord (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • uiteensplijten werkwoord (splijt uiteen, splijtte uiteen, splijtten uiteen, uiteengespleten)
    • splijten werkwoord (splijt, speet, spleten, gespleten)
    • klieven werkwoord (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)

Conjugations for brista:

presens
  1. brister
  2. brister
  3. brister
  4. brister
  5. brister
  6. brister
imperfekt
  1. brast
  2. brast
  3. brast
  4. brast
  5. brast
  6. brast
framtid 1
  1. kommer att brista
  2. kommer att brista
  3. kommer att brista
  4. kommer att brista
  5. kommer att brista
  6. kommer att brista
framtid 2
  1. skall brista
  2. skall brista
  3. skall brista
  4. skall brista
  5. skall brista
  6. skall brista
conditional
  1. skulle brista
  2. skulle brista
  3. skulle brista
  4. skulle brista
  5. skulle brista
  6. skulle brista
perfekt particip
  1. har brustit
  2. har brustit
  3. har brustit
  4. har brustit
  5. har brustit
  6. har brustit
imperfekt particip
  1. hade brustit
  2. hade brustit
  3. hade brustit
  4. hade brustit
  5. hade brustit
  6. hade brustit
blandad
  1. brist!
  2. brist!
  3. brusten
  4. bristande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

brista zelfstandig naamwoord

  1. brista
    de knik; de knak
    • knik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor brista:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kloven bergsklyfta
knak brista
knakken brytande
knik brista problem
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gespeend zijn brista; sakna
klieven brista; gå upp; klyvas; splittras; spricka dela; klyva
kloven brista; gå upp; klyvas; splittras; spricka dela; klyva
knakken brista; gå av; gå sönder
openhakken brista; gå upp; spricka
splijten brista; gå upp; klyvas; splittras; spricka
splitsen brista; gå upp; klyvas; splittras; spricka dela; dela upp; klyfta; klyva; separera; skilja åt; sära; urskilja
uiteensplijten brista; gå upp; klyvas; splittras; spricka
verstoken zijn brista; sakna

Synoniemen voor "brista":


Wiktionary: brista


Cross Translation:
FromToVia
brista barsten burst — to break from internal pressure
brista schorten hapern — , unpersönlich: an etwas mangeln (in Regel in Bezug auf Fähigkeiten/Fertigkeiten)

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bristande