Overzicht


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bom (Zweeds) in het Nederlands

bom:

bom zelfstandig naamwoord

  1. bom (barriär; spärr; skrank; avspärrning; tullbom)
    de slagboom; de sluitboom; afsluitboom
  2. bom (barriär; gräns; avspärrning)
    de afgrendeling
  3. bom (tvärslå)
    dwarsstang

Vertaal Matrix voor bom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgrendeling avspärrning; barriär; bom; gräns
afsluitboom avspärrning; barriär; bom; skrank; spärr; tullbom
dwarsstang bom; tvärslå
slagboom avspärrning; barriär; bom; skrank; spärr; tullbom
sluitboom avspärrning; barriär; bom; skrank; spärr; tullbom

Synoniemen voor "bom":


Wiktionary: bom


Cross Translation:
FromToVia
bom baar; staaf; stang; blok bar — solid object with uniform cross-section
bom misser miss — a failure to hit
bom boom Baumwaagerechte Stange am Ende (meist unteren) eines Segels
bom afsluiting; barrière; heining; versperring; hek barrièreassemblage de plusieurs pièces de bois ou d'autres matériaux, servir à fermer un passage.
bom giek bômebarre rigide prendre appui en bas du mât d'un bateau à voile et sur laquelle est fixée la partie inférieure de la grand-voile, ce qui permet de l'orienter.