Betjänt in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

betjänt:
- bediende; knecht; dienstmeisje; dienstbode; dienaar; dienstknecht; kamerdienaar; herenknecht; kamerbediende; butler
Wiktionary:
- betjänt → bediende, dienaar, knecht, dienares, dienstmeisje, meid, dienstbode, dienstmaagd, huisdier

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor betjänt (Zweeds) in het Nederlands

betjänt (tjänare; dräng; jungfru; tjänsteflicka)
de bediende; de knecht
- bediende [de ~] zelfstandig naamwoord
- knecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
betjänt (tjänare)
het dienstmeisje; de dienstbode
- dienstmeisje [het ~] zelfstandig naamwoord
- dienstbode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
betjänt (tjänare; hembiträde; gårdskarl)
de knecht; de dienaar; de dienstknecht
- knecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- dienaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- dienstknecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
betjänt (lackej; uppassare; kammartjänare)
de kamerdienaar; herenknecht; kamerbediende; de butler
- kamerdienaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- herenknecht [znw.] zelfstandig naamwoord
- kamerbediende [znw.] zelfstandig naamwoord
- butler [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bediende	betjänt; dräng; jungfru; tjänare; tjänsteflicka
butler	betjänt; kammartjänare; lackej; uppassare
dienaar	betjänt; gårdskarl; hembiträde; tjänare
dienstbode	betjänt; tjänare
dienstknecht	betjänt; gårdskarl; hembiträde; tjänare
dienstmeisje	betjänt; tjänare	husjungfru; tjänsteflicka
herenknecht	betjänt; kammartjänare; lackej; uppassare
kamerbediende	betjänt; kammartjänare; lackej; uppassare
kamerdienaar	betjänt; kammartjänare; lackej; uppassare
knecht	betjänt; dräng; gårdskarl; hembiträde; jungfru; tjänare; tjänsteflicka	assistent; dräng; hjälp; medhjälpare

Cross Translation:

From	To	Via
• betjänt	→ bediende; dienaar; knecht; dienares; dienstmeisje; meid; dienstbode; dienstmaagd; huisdier	↔ domestique — personnel d'intérieur assurant le service et les travaux ménagers.
• betjänt	→ bediende; dienaar; knecht	↔ serviteur — Celui qui est au service d’une personne ou d’une collectivité.

Computer vertaling door derden: