Overzicht


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor beståndsdel (Zweeds) in het Nederlands

beståndsdel:

beståndsdel [-en] zelfstandig naamwoord

  1. beståndsdel (element; del; ingrediens)
    het onderdeel; de component; het deel; het bestanddeel; het ingrediënt; het basisbestanddeel; het stuk; de element; de fractie

Vertaal Matrix voor beståndsdel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
basisbestanddeel beståndsdel; del; element; ingrediens
bestanddeel beståndsdel; del; element; ingrediens
component beståndsdel; del; element; ingrediens registreringsdatafil
deel beståndsdel; del; element; ingrediens arv; bit; del; loge; loggolv; portion; stycke; volym
element beståndsdel; del; element; ingrediens faktor
fractie beståndsdel; del; element; ingrediens bit; del
ingrediënt beståndsdel; del; element; ingrediens
onderdeel beståndsdel; del; element; ingrediens komponent; reservdel
stuk beståndsdel; del; element; ingrediens artilleri; bit; del; jättesensation; kanon; publikation; skrift; skådespel; tryckalster; underbar människa; vrålsnygg sak
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stuk bruten; brutet; degraderad; funkar ej; i bitar; i kras; kaputt; krossad; krossat; skadad; skadat; sönder; sönderslaget; trasig; trasigt
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
deel sida vid sida
element element

Synoniemen voor "beståndsdel":