Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal besegla

Vertaal besegla van Zweeds naar Nederlands

Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. besegla:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor besegla (Zweeds) in het Nederlands

besegla:

besegla werkwoord (beseglar, beseglade, beseglat)

  1. besegla (ratificera; bekräfta)
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren werkwoord (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen werkwoord (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)
  2. besegla (innesluta; inkapsla)
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten werkwoord
  3. besegla
    bezeilen
    • bezeilen werkwoord (bezeil, bezeilt, bezeilde, bezeilden, bezeild)

Conjugations for besegla:

presens
  1. beseglar
  2. beseglar
  3. beseglar
  4. beseglar
  5. beseglar
  6. beseglar
imperfekt
  1. beseglade
  2. beseglade
  3. beseglade
  4. beseglade
  5. beseglade
  6. beseglade
framtid 1
  1. kommer att besegla
  2. kommer att besegla
  3. kommer att besegla
  4. kommer att besegla
  5. kommer att besegla
  6. kommer att besegla
framtid 2
  1. skall besegla
  2. skall besegla
  3. skall besegla
  4. skall besegla
  5. skall besegla
  6. skall besegla
conditional
  1. skulle besegla
  2. skulle besegla
  3. skulle besegla
  4. skulle besegla
  5. skulle besegla
  6. skulle besegla
perfekt particip
  1. har beseglat
  2. har beseglat
  3. har beseglat
  4. har beseglat
  5. har beseglat
  6. har beseglat
imperfekt particip
  1. hade beseglat
  2. hade beseglat
  3. hade beseglat
  4. hade beseglat
  5. hade beseglat
  6. hade beseglat
blandad
  1. besegla!
  3. besegla!
  5. beseglad
  6. beseglande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor besegla:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen lägga till
homologeren homologera
toevoegen lägga till
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekrachtigen bekräfta; besegla; ratificera bekräfta
bevestigen bekräfta; besegla; ratificera bejaka; bekräfta; binda ihop; binda samman; fastbinda; fastknyta; fästa; fästa vid; knyta ihop; knyta samman; samtycka till; sätta fast
bezegelen bekräfta; besegla; ratificera försegla
bezeilen besegla
bijsluiten besegla; inkapsla; innesluta bidraga; öka
bijvoegen besegla; inkapsla; innesluta anknyta; ansluta; bidraga; bifoga; lägga till; öka
goedkeuren bekräfta; besegla; ratificera acceptera; auktorisera; befoga; befullmäktiga; bemyndiga; erkänna; godkänna; tillåta
homologeren bekräfta; besegla; ratificera
insluiten besegla; inkapsla; innesluta bädda in; omringa
toevoegen besegla; inkapsla; innesluta addera; bidraga; bifoga; göra fullständig; göra komplett; komplettera; lägga till; tillsätta; tillägga; öka
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedkeuren ge behörighet

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0592 seconde
Page rendered in 1.0 seconds