Zweeds

Uitgebreide vertaling voor benigt (Zweeds) in het Nederlands

benigt:

benigt bijvoeglijk naamwoord

  1. benigt (bara skinn och ben; mager; magert)
    vellerig
  2. benigt (knogaktig; knogaktigt)
    botachtig; beenachtig; op een bot lijkend
  3. benigt (benig)
    gratig; vol graten
  4. benigt (benig)
    bonkig
    • bonkig bijvoeglijk naamwoord
  5. benigt (knotigt; knotig)
    benig; beenachtig; op een been lijkend
  6. benigt (knokig; smalt; benig; knokigt)
    knokig; scharminkelig
  7. benigt (knotigt; benig)
    schonkig
  8. benigt (magrat; magrad)
    graatmager; graatachtig; totaal vermagerd

Vertaal Matrix voor benigt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beenachtig benigt; knogaktig; knogaktigt; knotig; knotigt
benig benigt; knotig; knotigt benig
bonkig benig; benigt
graatachtig benigt; magrad; magrat
graatmager benigt; magrad; magrat
gratig benig; benigt
knokig benig; benigt; knokig; knokigt; smalt
schonkig benig; benigt; knotigt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
botachtig benigt; knogaktig; knogaktigt
op een been lijkend benigt; knotig; knotigt
op een bot lijkend benigt; knogaktig; knogaktigt
scharminkelig benig; benigt; knokig; knokigt; smalt
totaal vermagerd benigt; magrad; magrat
vellerig bara skinn och ben; benigt; mager; magert
vol graten benig; benigt