Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
-
befria:
- loslaten; vrijlaten; invrijheidstellen; laten gaan; amnestie verlenen; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; scheiden; loskrijgen; detacheren; loswerken; bevrijden van; afhelpen; laten lopen; niet vasthouden; opluchten; vrijmaken; emanciperen; vrijvechten; verlossen; banen
-
Wiktionary:
- befria → bevrijden van slavernij, vrijstellen, bevrijden, laten gaan, loslaten, vrijspreken, absolveren, de absolutie geven, kwijtschelden, vereffenen, verrekenen, afbetalen, afhelpen, verlossen, vrijlaten, vrijmaken, hervormen, reformeren, herstellen, repareren, verhelpen, weer goed maken, verbeteren, veredelen
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor befria (Zweeds) in het Nederlands
befria:
-
befria (släppa; frigöra; lösge)
loslaten; vrijlaten; invrijheidstellen; laten gaan; amnestie verlenen-
invrijheidstellen werkwoord
-
amnestie verlenen werkwoord (verleen amnestie, verleent amnestie, verleende amnestie, verleenden amnestie, amnestie verleend)
-
befria (frigöra; frige)
vrijlaten; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten-
in vrijheid stellen werkwoord (stel in vrijheid, stelt in vrijheid, stelde in vrijheid, stelden in vrijheid, in vrijheid gesteld)
-
van de boeien ontdoen werkwoord (ontdoe van de boeien, ontdoet van de boeien, ontdeed van de boeien, ontdeden van de boeien, van de boeien ontdaan)
-
befria (släppa; lösa; frisläppa; släppa ut)
-
befria (släppa)
-
befria (slippa)
-
befria (lätta; lugna; lindra; avlösa)
-
befria (göra fri; fria; frigöra)
Conjugations for befria:
presens
- befriar
- befriar
- befriar
- befriar
- befriar
- befriar
imperfekt
- befriade
- befriade
- befriade
- befriade
- befriade
- befriade
framtid 1
- kommer att befria
- kommer att befria
- kommer att befria
- kommer att befria
- kommer att befria
- kommer att befria
framtid 2
- skall befria
- skall befria
- skall befria
- skall befria
- skall befria
- skall befria
conditional
- skulle befria
- skulle befria
- skulle befria
- skulle befria
- skulle befria
- skulle befria
perfekt particip
- har befriat
- har befriat
- har befriat
- har befriat
- har befriat
- har befriat
imperfekt particip
- hade befriat
- hade befriat
- hade befriat
- hade befriat
- hade befriat
- hade befriat
blandad
- befria!
- befria!
- befriad
- befriande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor befria:
Synoniemen voor "befria":
Wiktionary: befria
Cross Translation: