Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bedra (Zweeds) in het Nederlands

bedra:

bedra werkwoord (bedrar, bedragade, bedragat)

  1. bedra (svindla; lura)
    afzetten; misleiden; bedriegen; besodemieteren; zwendelen; oplichten; beduvelen; belazeren; bedonderen
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • misleiden werkwoord (misleid, misleidt, misleidde, misleidden, misleid)
    • bedriegen werkwoord (bedrieg, bedriegt, bedroog, bedrogen, bedrogen)
    • besodemieteren werkwoord (besodemieter, besodemietert, besodemieterde, besodemieterden, besodemieterd)
    • zwendelen werkwoord (zwendel, zwendelt, zwendelde, zwendelden, gezwendeld)
    • oplichten werkwoord (licht op, lichtte op, lichtten op, opgelicht)
    • beduvelen werkwoord (beduvel, beduvelt, beduvelde, beduvelden, beduveld)
    • belazeren werkwoord (belazer, belazert, belazerde, belazerden, belazerd)
    • bedonderen werkwoord (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)
  2. bedra
    wijsmaken
    • wijsmaken werkwoord (maak wijs, maakt wijs, maakte wijs, maakten wijs, wijs gemaakt)
  3. bedra (lura; fuska)
    afzetten
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
  4. bedra (vilseleda; lura; svindla; göra besviken)
    bedonderen; bezwendelen
    • bedonderen werkwoord (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)
    • bezwendelen werkwoord (bezwendel, bezwendelt, bezwendelde, bezwendelden, bezwendeld)
  5. bedra (lura; fuska; fiffla; narra; spela falskt)
    afzetten; bedotten; tillen
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • bedotten werkwoord (bedot, bedotte, bedotten, bedot)
    • tillen werkwoord (til, tilt, tilde, tilden, getild)
  6. bedra (lura)
    frauderen
    • frauderen werkwoord (fraudeer, fraudeert, fraudeerde, fraudeerden, gefraudeerd)
  7. bedra (lura; svindla; narra)
    neppen
    • neppen werkwoord (nep, nept, nepte, nepten, genept)
  8. bedra (föra bakom ljuset; vilseleda)
    sjoemelen
    • sjoemelen werkwoord (sjoemel, sjoemelt, sjoemelde, sjoemelden, gesjoemeld)
  9. bedra (förleda; lura; vilseleda; narra; göra illusioner)
    voorspiegelen
    • voorspiegelen werkwoord (spiegel voor, spiegelt voor, spiegelde voor, spiegelden voor, voorgespiegeld)

Conjugations for bedra:

presens
  1. bedrar
  2. bedrar
  3. bedrar
  4. bedrar
  5. bedrar
  6. bedrar
imperfekt
  1. bedragade
  2. bedragade
  3. bedragade
  4. bedragade
  5. bedragade
  6. bedragade
framtid 1
  1. kommer att bedra
  2. kommer att bedra
  3. kommer att bedra
  4. kommer att bedra
  5. kommer att bedra
  6. kommer att bedra
framtid 2
  1. skall bedra
  2. skall bedra
  3. skall bedra
  4. skall bedra
  5. skall bedra
  6. skall bedra
conditional
  1. skulle bedra
  2. skulle bedra
  3. skulle bedra
  4. skulle bedra
  5. skulle bedra
  6. skulle bedra
perfekt particip
  1. har bedragat
  2. har bedragat
  3. har bedragat
  4. har bedragat
  5. har bedragat
  6. har bedragat
imperfekt particip
  1. hade bedragat
  2. hade bedragat
  3. hade bedragat
  4. hade bedragat
  5. hade bedragat
  6. hade bedragat
blandad
  1. bedra!
  2. bedra!
  3. bedragad
  4. bedragande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor bedra:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten amputera
oplichten lysa upp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten bedra; fiffla; fuska; lura; narra; spela falskt; svindla amputera; avgränsa; avskära; avspisa någon; begränsa; bestämma; bli bedragen; bli duperad; bli lurad; bringa till stillastående; definiera; gränsa till; markera; rama in; släcka; släppa av någonstans; stänga av; utstaka
bedonderen bedra; göra besviken; lura; svindla; vilseleda
bedotten bedra; fiffla; fuska; lura; narra; spela falskt
bedriegen bedra; lura; svindla
beduvelen bedra; lura; svindla
belazeren bedra; lura; svindla
besodemieteren bedra; lura; svindla
bezwendelen bedra; göra besviken; lura; svindla; vilseleda
frauderen bedra; lura
misleiden bedra; lura; svindla föra bakom ljuset; förleda; lura; sätta på fel spår
neppen bedra; lura; narra; svindla
oplichten bedra; lura; svindla bli bedragen; bli duperad; bli lurad; blixtra; få en ljusare nyans; göra ljusare; ljusa upp
sjoemelen bedra; föra bakom ljuset; vilseleda
tillen bedra; fiffla; fuska; lura; narra; spela falskt hissa upp; lyfta upp
voorspiegelen bedra; förleda; göra illusioner; lura; narra; vilseleda
wijsmaken bedra
zwendelen bedra; lura; svindla

Synoniemen voor "bedra":


Wiktionary: bedra


Cross Translation:
FromToVia
bedra bedriegen betray — to lead astray, as a maiden
bedra vals spelen cheat — violate rules to gain advantage
bedra vreemdgaan cheat — being unfaithful
bedra misleiden; bedriegen deceive — trick or mislead
bedra oplichten betrügen — jemandem falsche Tatsachen vorspiegeln und daraus persönliche (geschäftliche) Vorteile ziehen
bedra oplichten betrügen — jemandem absichtlich und böswillig die Unwahrheit sagen
bedra bedriegen; misleiden; op een dwaalspoor zetten; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen tromperabuser de la confiance de quelqu’un.