Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal banka

Vertaal banka van Zweeds naar Nederlands

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

banka:
- sparen; op bankrekening zetten; rammen; stompen; hengsten
Wiktionary:
- banka → afranselen, afrossen, doorroeren, dorsen, houwen, klappen, kloppen, meppen, omroeren, roeren, slaan, aanstoot geven, choqueren, kwetsen, aanbotsen, geduwd worden, zich stoten, opvallen

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor banka (Zweeds) in het Nederlands

banka:

banka werkwoord (bankar, bankade, bankat)

banka (sätta in pengar på banken; göra en insättning)
sparen; op bankrekening zetten
- sparen werkwoord (spaar, spaart, spaarde, spaarden, gespaard)
- op bankrekening zetten werkwoord
banka (dunka; hamra; bulta; klampa; klappra)
rammen; stompen; hengsten
- rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
- stompen werkwoord (stomp, stompt, stompte, stompten, gestompt)
- hengsten werkwoord (hengst, hengstte, hengstten, gehengst)

Conjugations for banka:

presens

bankar
bankar
bankar
bankar
bankar
bankar

imperfekt

bankade
bankade
bankade
bankade
bankade
bankade

framtid 1

kommer att banka
kommer att banka
kommer att banka
kommer att banka
kommer att banka
kommer att banka

framtid 2

skall banka
skall banka
skall banka
skall banka
skall banka
skall banka

conditional

skulle banka
skulle banka
skulle banka
skulle banka
skulle banka
skulle banka

perfekt particip

har bankat
har bankat
har bankat
har bankat
har bankat
har bankat

imperfekt particip

hade bankat
hade bankat
hade bankat
hade bankat
hade bankat
hade bankat

blandad

banka!
banka!
bankad
bankande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor banka:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stompen		bankande; benstumpar; bultande; stötande
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hengsten	banka; bulta; dunka; hamra; klampa; klappra	hamra; kämpa på med; slå; slå hårt; smälla
op bankrekening zetten	banka; göra en insättning; sätta in pengar på banken
rammen	banka; bulta; dunka; hamra; klampa; klappra	bulta; dunka; hammra; slå; slå hårt
sparen	banka; göra en insättning; sätta in pengar på banken	packa; samla; samla ihop; spara; tänka över
stompen	banka; bulta; dunka; hamra; klampa; klappra

Synoniemen voor "banka":

dunka; knacka; slå; hamra; bulta

Wiktionary: banka

Cross Translation:

From	To	Via
• banka	→ afranselen; afrossen; doorroeren; dorsen; houwen; klappen; kloppen; meppen; omroeren; roeren; slaan	↔ battre — frapper de coups répétés.
• banka	→ aanstoot geven; choqueren; kwetsen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; klappen; kloppen; slaan; opvallen; houwen; meppen	↔ heurter — entrer brusquement en contact.

Computer vertaling door derden: