Böjning in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

böjning:
- buiging; draaiing; inclinatie; genegenheid; bocht; kromming; draai; kromte; declineren; verbuigen
Wiktionary:
- böjning → vervoeging, verbuiging

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor böjning (Zweeds) in het Nederlands

böjning (vridning)
de buiging; de draaiing
- buiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- draaiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
böjning (lutning; benägenhet; böjelse; inklination)
de inclinatie; de genegenheid
- inclinatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- genegenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
böjning (krökning; kurva; buktning)
de bocht; de kromming; de draai; de kromte
- bocht [de ~] zelfstandig naamwoord
- kromming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- draai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kromte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
böjning (deklination; kasusböjning)
declineren; verbuigen
- declineren [znw.] zelfstandig naamwoord
- verbuigen [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bocht	buktning; böjning; krökning; kurva	avskum; drägg; kurva; oreda; röra
buiging	böjning; vridning	bocka; böja; kurva; niga; ära
declineren	böjning; deklination; kasusböjning
draai	buktning; böjning; krökning; kurva	böjelse; kurva; perversion; rotation; öglad
draaiing	böjning; vridning	rotation
genegenheid	benägenhet; böjelse; böjning; inklination; lutning	hängivenhet; kärlek; lidelse; passion; tillgivenhet
inclinatie	benägenhet; böjelse; böjning; inklination; lutning	benägenhet; böjelse; håg
kromming	buktning; böjning; krökning; kurva	böja; kurva
kromte	buktning; böjning; krökning; kurva
verbuigen	böjning; deklination; kasusböjning
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
declineren		avta; blekna; böja; böja grammatiskt; deklinera; förfalla; förgå; gå ner; konjugera; krympa; minska; neka blankt; sjunka
verbuigen		böja; böja grammatiskt; deklinera; konjugera; kröka

Cross Translation:

From	To	Via
• böjning	→ vervoeging	↔ conjugation — act of conjugating a verb
• böjning	→ verbuiging	↔ declension — a way of categorizing nouns
• böjning	→ vervoeging; verbuiging	↔ inflection — change in the form of a word that reflects a change in grammatical function