Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. äpple:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor äpple (Zweeds) in het Nederlands

äpple:

äpple [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. äpple (ätäpple)
    de handappel; de appel
    • handappel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • appel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor äpple:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appel äpple; ätäpple appell; kokäpple; namnupprop; äpple frukt; äpplen
handappel äpple; ätäpple

Wiktionary: äpple


Cross Translation:
FromToVia
äpple appel apple — fruit
äpple appel Apfel — rundliche Frucht des Apfelbaums mit Schale, Fruchtfleisch und Kerngehäuse
äpple appel pomme — Fruit

Verwante vertalingen van äpple