Overzicht


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor uppdrag (Zweeds) in het Nederlands

uppdrag:

uppdrag [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. uppdrag (instruktion; order)
    de opdracht; het consigne; het mandaat; de lastgeving
  2. uppdrag
    het gebod
    • gebod [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. uppdrag (fall)
    de naamval
    • naamval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. uppdrag (order)
    de bestellingen; de commissies
  5. uppdrag (mandat)
    de mandaten
    • mandaten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  6. uppdrag (bemyndigande; ärende; anförtroende)
    officiersaanstelling

Vertaal Matrix voor uppdrag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestellingen order; uppdrag
commissies order; uppdrag kommisioner
consigne instruktion; order; uppdrag anvisning; befallning; instruktion; lösenord; order; stickreplik; uppgift; vink
gebod uppdrag
lastgeving instruktion; order; uppdrag befullmäktigande; mandat
mandaat instruktion; order; uppdrag fullmakt; mandat; mandera; tjänsteuppdrag
mandaten mandat; uppdrag
naamval fall; uppdrag
officiersaanstelling anförtroende; bemyndigande; uppdrag; ärende
opdracht instruktion; order; uppdrag anvisning; befallning; instruktion; kommando; order; stickreplik; uppgift; vink

Synoniemen voor "uppdrag":


Wiktionary: uppdrag


Cross Translation:
FromToVia
uppdrag job; taak job — task
uppdrag missie mission — set of tasks that fulfills a purpose
uppdrag zoektocht; streeftocht quest — journey or effort in pursuit of a goal

Verwante vertalingen van uppdrag