Overzicht
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor hink (Zweeds) in het Nederlands
hink:
Vertaal Matrix voor hink:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bak | fat; hink | behållare; binge; container; fängelse; kattlåda; kattoalett; matskål; skoj; skämt; tråg; vits |
barrel | fat; hink | |
emmer | fat; hink | |
fust | fat; hink | |
kuip | fat; hink | tvättbalja |
pot | fat; hink | flata; förehavande; insatser; kamp; kastrull; lesbian; match; spel; spelpengar; tävling |
schepemmers | hink; spann | |
teil | fat; hink | |
ton | fat; hink | |
vat | fat; hink |
Synoniemen voor "hink":
Verwante vertalingen van hink
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hink (Nederlands) in het Zweeds
hinken:
-
hinken (kreupel lopen; mank lopen; mankgaan)
-
hinken (hinkelen)
Conjugations for hinken:
o.t.t.
- hink
- hinkt
- hinkt
- hinken
- hinken
- hinken
o.v.t.
- hinkte
- hinkte
- hinkte
- hinkten
- hinkten
- hinkten
v.t.t.
- heb gehinkt
- hebt gehinkt
- heeft gehinkt
- hebben gehinkt
- hebben gehinkt
- hebben gehinkt
v.v.t.
- had gehinkt
- had gehinkt
- had gehinkt
- hadden gehinkt
- hadden gehinkt
- hadden gehinkt
o.t.t.t.
- zal hinken
- zult hinken
- zal hinken
- zullen hinken
- zullen hinken
- zullen hinken
o.v.t.t.
- zou hinken
- zou hinken
- zou hinken
- zouden hinken
- zouden hinken
- zouden hinken
diversen
- hink!
- hinkt!
- gehinkt
- hinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor hinken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hoppa | sprongetje | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
halta | hinken; kreupel lopen; mank lopen; mankgaan | |
hoppa | hinkelen; hinken | bokspringen; een sprongetje maken; hoppen; springen; touwtjespringen |
stappla | hinken; kreupel lopen; mank lopen; mankgaan | wankelen |