Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bok:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bok:
  2. bokken:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bok (Zweeds) in het Nederlands

bok:

bok [-en] zelfstandig naamwoord

  1. bok (bok att läsa)
    het boek; de band
    • boek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • band [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. bok
    het boekwerk
    • boekwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. bok
    de katern
    • katern [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. bok (bokträd)
    de beukenboom; de beuk
    • beukenboom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • beuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

bok bijvoeglijk naamwoord

  1. bok
    beukehouten; beuken

Vertaal Matrix voor bok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
band bok; bok att läsa allians; band; bundenhet; förbindelse; förbindelseled; förhållande; länk; mellanled; pakt; relation; samband; släktskap; tejp; union; volym; överenskommelse
beuk bok; bokträd
beukenboom bok; bokträd
boek bok; bok att läsa
boekwerk bok
katern bok
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beuken bulta; dunka; slå hårt
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beuken bok
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
band band; värdeområde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beukehouten bok

Synoniemen voor "bok":


Wiktionary: bok


Cross Translation:
FromToVia
bok beuk beech — tree of Fagus family
bok boek book — collection of sheets of paper bound together containing printed or written material
bok boek book — major division of a published work, larger than a chapter
bok boek Buch — fest gebundenes Druckwerk
bok beuk Buche — Laubbaum der Gattung Fagus
bok beuk hêtre — (botanique) arbre de la famille des Fagacées, à feuilles caduques ovales à nervation pennée et souvent dentées, de haute taille, à écorce lisse gris-clair pouvant fournir du tanin.
bok boek livre — Ensemble de pages reliées

bök:


Synoniemen voor "bök":


Verwante vertalingen van bok



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bok (Nederlands) in het Zweeds

bok:

bok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bok (mannetjesgeit)
    getabock

Vertaal Matrix voor bok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
getabock bok; mannetjesgeit

Verwante woorden van "bok":


Wiktionary: bok


Cross Translation:
FromToVia
bok bock billy goat — male goat
bok kuskbock box — driver’s seat on a coach
bok get goat — animal
bok bock horse — gymnastic equipment
bok bock bouc — Mâle de la chèvre

bokken:

bokken werkwoord (bok, bokt, bokte, bokten, gebokt)

  1. bokken (bokkig zijn; steigeren)
    vara tvär; vara vresig
    • vara tvär werkwoord (är tvär, var tvär, varit tvär)
    • vara vresig werkwoord (är vresig, var vresig, varit vresig)

Conjugations for bokken:

o.t.t.
  1. bok
  2. bokt
  3. bokt
  4. bokken
  5. bokken
  6. bokken
o.v.t.
  1. bokte
  2. bokte
  3. bokte
  4. bokten
  5. bokten
  6. bokten
v.t.t.
  1. heb gebokt
  2. hebt gebokt
  3. heeft gebokt
  4. hebben gebokt
  5. hebben gebokt
  6. hebben gebokt
v.v.t.
  1. had gebokt
  2. had gebokt
  3. had gebokt
  4. hadden gebokt
  5. hadden gebokt
  6. hadden gebokt
o.t.t.t.
  1. zal bokken
  2. zult bokken
  3. zal bokken
  4. zullen bokken
  5. zullen bokken
  6. zullen bokken
o.v.t.t.
  1. zou bokken
  2. zou bokken
  3. zou bokken
  4. zouden bokken
  5. zouden bokken
  6. zouden bokken
diversen
  1. bok!
  2. bokt!
  3. gebokt
  4. bokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bokken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vara tvär bokken; bokkig zijn; steigeren kniezen; mokken
vara vresig bokken; bokkig zijn; steigeren

Verwante woorden van "bokken":