Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
-
ren:
- rendier
- deugdzaam; eerzaam; zedig; schoon; kuis; rein; net; zuiver; proper; zedig gemaakt; gekuist; zuivere; pure; netjes; gereinigd; maagdelijk; virginaal; puur; ongerept; onaangeraakt; gaaf; onschuldig; onbevlekt; onvermengd; onversneden; louter; ordelijk; opgeruimd
- ören:
- Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor ren (Zweeds) in het Nederlands
ren:
-
ren (respektabel; rent; ärligt; artigt; aktansvärd; aktansvärt; respektabelt)
-
ren (rent)
-
ren (rent)
-
ren (rent)
-
ren (rent)
-
ren (städat; rent; städad)
-
ren (orörd; oskuldsfullt; rent; orört)
maagdelijk; virginaal; puur; zuiver; ongerept; onaangeraakt; gaaf-
maagdelijk bijvoeglijk naamwoord
-
virginaal bijvoeglijk naamwoord
-
puur bijvoeglijk naamwoord
-
zuiver bijvoeglijk naamwoord
-
ongerept bijvoeglijk naamwoord
-
onaangeraakt bijvoeglijk naamwoord
-
gaaf bijvoeglijk naamwoord
-
-
ren (jungfrueligt; jungfruelig; oskuldsfullt; rent)
puur; zuiver; maagdelijk; onschuldig; onbevlekt; rein; kuis-
puur bijvoeglijk naamwoord
-
zuiver bijvoeglijk naamwoord
-
maagdelijk bijvoeglijk naamwoord
-
onschuldig bijvoeglijk naamwoord
-
onbevlekt bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
kuis bijvoeglijk naamwoord
-
-
ren (oblandat)
-
ren (rent; oblandat; äkta; gediget)
-
ren (städat)
Vertaal Matrix voor ren:
Synoniemen voor "ren":
Wiktionary: ren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ren | → proper; schoon | ↔ clean — not dirty |
• ren | → leeg | ↔ clean — pure, especially morally or religiously |
• ren | → klaar; helder | ↔ clear — bright, not obscured |
• ren | → puur; rein | ↔ pure — free of flaws or imperfections |
• ren | → puur; onverontreinigd | ↔ pure — free of foreign material or pollutants |
• ren | → puur | ↔ pure — free of immoral behavior or qualities; clean |
• ren | → rendier | ↔ reindeer — Rangifer tarandus |
• ren | → uiten | ↔ utter — absolute |
• ren | → rendier | ↔ Rentier — das Ren, eine nordische Hirschart, das von den nordischen Hirtenvölkern halbzahm gehalten wird |
• ren | → gedegen | ↔ gediegen — Metalle: in elementarer Form (nicht als Erz) vorkommend |
• ren | → schoon | ↔ sauber — nicht verschmutzt, frei von Unrat |
• ren | → al; alvast; reeds; alreeds | ↔ déjà — Traduction à classer selon le sens. |
• ren | → eenvoudig; enkelvoudig; simpel; helder; louter; schoon; proper; puur; rein; zindelijk; zuiver; bloot; enkel; absoluut; onvermengd; onvoorwaardelijk; volstrekt | ↔ pur — Qui est sans mélange. |
• ren | → rendier | ↔ renne — Renne — renne domestique. |
ören:
Vertaal Matrix voor ören:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
centen | kronor; mynt; pengar; småpengar; ören | |
duiten | kronor; mynt; pengar; småpengar; ören | |
geldstukken | kronor; mynt; pengar; småpengar; ören |
Verwante vertalingen van ren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ren (Nederlands) in het Zweeds
ren:
-
de ren (hoenderhok; kippenhok; hoenderkooi; pluimveehok)
Vertaal Matrix voor ren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hönshus | hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; pluimveehok; ren | kippenhok; kippenloop; kippenren |
Verwante woorden van "ren":
rennen:
Conjugations for rennen:
o.t.t.
- ren
- rent
- rent
- rennen
- rennen
- rennen
o.v.t.
- rende
- rende
- rende
- renden
- renden
- renden
v.t.t.
- ben gerend
- bent gerend
- is gerend
- zijn gerend
- zijn gerend
- zijn gerend
v.v.t.
- was gerend
- was gerend
- was gerend
- waren gerend
- waren gerend
- waren gerend
o.t.t.t.
- zal rennen
- zult rennen
- zal rennen
- zullen rennen
- zullen rennen
- zullen rennen
o.v.t.t.
- zou rennen
- zou rennen
- zou rennen
- zouden rennen
- zouden rennen
- zouden rennen
diversen
- ren!
- rent!
- gerend
- rennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het rennen (hardlopen; hollen; zich snel voortbewegen; snellen)
-
het rennen (geren)
springande-
springande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rennen:
Verwante woorden van "rennen":
Synoniemen voor "rennen":
Verwante definities voor "rennen":
Wiktionary: rennen
rennen
Cross Translation:
noun
-
[A] 1. zeer snel lopen
- rennen → springa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rennen | → löpa; springa | ↔ laufen — von Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen |
• rennen | → springa | ↔ run — to move quickly on two feet |
• rennen | → kila; raka | ↔ courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol. |