Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. docka:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor docka (Zweeds) in het Nederlands

docka:

docka [-en] zelfstandig naamwoord

  1. docka (skeppsdocka; hamnbassäng)
    de dok
    • dok [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. docka
    de pop
    – figuur in de vorm van een mens 1
    • pop [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • veel meisjes spelen met poppen1
    de marionet; de speelpop
  3. docka (marionett; leddocka)
    de marionet; willoos persoon; de ledenpop

docka werkwoord

  1. docka
    koppelen
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
  2. docka
    dokken
    • dokken werkwoord (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)

Vertaal Matrix voor docka:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dok docka; hamnbassäng; skeppsdocka
dokken avbetalning; betalning
koppelen kopplande
ledenpop docka; leddocka; marionett mannekäng; provdocka; skräddardocka; skyltdocka
marionet docka; leddocka; marionett
pop docka puppa; skyltdocka; söt flicka
speelpop docka
willoos persoon docka; leddocka; marionett
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dokken docka avbetala; betala; erlägga
koppelen docka associera; föra samman; förbinda; förena; hopkoppla; koppla; koppla ihop; koppla till / lägga till / ansluta; länka; länkning; matcha; montera; sammanfoga; sammanföra; sammanlänka
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen länka; länkning

Wiktionary: docka


Cross Translation:
FromToVia
docka pop doll — a toy in the form of a human
docka dok DockSchiffbau: gemauertes Becken oder schwimmender Hohlkörper aus Stahl zur Trockenlegung von Schiffen, an denen Außenarbeiten erforderlich sind