Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. spott:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spotten:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor spott (Zweeds) in het Nederlands

spott:

spott [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. spott (saliv)
    het speeksel; spog; de kwijl; het spuug
    • speeksel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • spog [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kwijl [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spuug [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spott:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwijl saliv; spott luns; slashas
speeksel saliv; spott
spog saliv; spott
spuug saliv; spott

Synoniemen voor "spott":


Wiktionary: spott


Cross Translation:
FromToVia
spott speeksel saliva — liquid secreted into the mouth
spott speeksel; spuug; spuwsel spit — saliva
spott kwijl; speeksel; zever bavesalive épaisse et visqueux qui découler de la bouche.
spott kwijl; speeksel; zever salive — physiologie|fr liquide clair, alcalin, produire par les glande salivaire placées autour de la bouche et qui commencer la digestion des aliments.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spott (Nederlands) in het Zweeds

spott vorm van spotten:

spotten werkwoord (spot, spotte, spotten, gespot)

  1. spotten (de draak steken; bespotten)
    driva med; göra narr av
    • driva med werkwoord (driver med, drev med, drivit med)
    • göra narr av werkwoord (gör narr av, gjorde narr av, gjort narr av)

Conjugations for spotten:

o.t.t.
  1. spot
  2. spot
  3. spot
  4. spotten
  5. spotten
  6. spotten
o.v.t.
  1. spotte
  2. spotte
  3. spotte
  4. spotten
  5. spotten
  6. spotten
v.t.t.
  1. heb gespot
  2. hebt gespot
  3. heeft gespot
  4. hebben gespot
  5. hebben gespot
  6. hebben gespot
v.v.t.
  1. had gespot
  2. had gespot
  3. had gespot
  4. hadden gespot
  5. hadden gespot
  6. hadden gespot
o.t.t.t.
  1. zal spotten
  2. zult spotten
  3. zal spotten
  4. zullen spotten
  5. zullen spotten
  6. zullen spotten
o.v.t.t.
  1. zou spotten
  2. zou spotten
  3. zou spotten
  4. zouden spotten
  5. zouden spotten
  6. zouden spotten
en verder
  1. ben gespot
  2. bent gespot
  3. is gespot
  4. zijn gespot
  5. zijn gespot
  6. zijn gespot
diversen
  1. spot!
  2. spott!
  3. gespot
  4. spottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spotten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
driva med bespotten; de draak steken; spotten beschimpen; bespotten; foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
göra narr av bespotten; de draak steken; spotten beschimpen; bespotten

Verwante woorden van "spotten":


Wiktionary: spotten


Cross Translation:
FromToVia
spotten häckla; smäda; pika jeer — to scoff or mock
spotten håna bafouertraiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux.