Zweeds

Uitgebreide vertaling voor skydda (Zweeds) in het Nederlands

skydda:

skydda werkwoord (skyddar, skyddade, skyddat)

  1. skydda (täcka)
    afschermen; afdekken; beschermen; afschutten; beschutten
    • afschermen werkwoord (scherm af, schermt af, schermde af, schermden af, afgeschermd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • afschutten werkwoord (schut af, schutte af, schutten af, afgeschut)
    • beschutten werkwoord (beschut, beschutte, beschutten, beschut)
  2. skydda (vakta; beskydda)
    beschermen; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • beschutten werkwoord (beschut, beschutte, beschutten, beschut)
    • in bescherming nemen werkwoord (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • verdedigen werkwoord (verdedig, verdedigt, verdedigde, verdedigden, verdedigd)
  3. skydda (beskydda; vakta)
    beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • in bescherming nemen werkwoord (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • behoeden werkwoord (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  4. skydda (bevara; vakta)
    beschermen; beschutten; bescherming bieden
  5. skydda (ge tillflykt; gömma)
    schuilen; uitwijken; toevluchten; wegkruipen
    • schuilen werkwoord (schuil, schuilt, schuilde, schuilden, geschuild)
    • uitwijken werkwoord
    • toevluchten werkwoord
    • wegkruipen werkwoord (kruip weg, kruipt weg, kroop weg, kropen weg, weggekropen)
  6. skydda
    beveiligen
    • beveiligen werkwoord (beveilig, beveiligt, beveiligde, beveiligden, beveiligd)
  7. skydda
    beschermen
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)

Conjugations for skydda:

presens
  1. skyddar
  2. skyddar
  3. skyddar
  4. skyddar
  5. skyddar
  6. skyddar
imperfekt
  1. skyddade
  2. skyddade
  3. skyddade
  4. skyddade
  5. skyddade
  6. skyddade
framtid 1
  1. kommer att skydda
  2. kommer att skydda
  3. kommer att skydda
  4. kommer att skydda
  5. kommer att skydda
  6. kommer att skydda
framtid 2
  1. skall skydda
  2. skall skydda
  3. skall skydda
  4. skall skydda
  5. skall skydda
  6. skall skydda
conditional
  1. skulle skydda
  2. skulle skydda
  3. skulle skydda
  4. skulle skydda
  5. skulle skydda
  6. skulle skydda
perfekt particip
  1. har skyddat
  2. har skyddat
  3. har skyddat
  4. har skyddat
  5. har skyddat
  6. har skyddat
imperfekt particip
  1. hade skyddat
  2. hade skyddat
  3. hade skyddat
  4. hade skyddat
  5. hade skyddat
  6. hade skyddat
blandad
  1. skydda!
  2. skydda!
  3. skyddad
  4. skyddande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor skydda:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken skydd
afschermen skydd
afschutten avdelning; avskärmning
beschermen skydd
verdedigen försvarande
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken skydda; täcka armera; bepansra; duka av
afschermen skydda; täcka regla; spärra; spärra av
afschutten skydda; täcka avskärma
behoeden beskydda; skydda; vakta bevaka från
behouden beskydda; skydda; vakta bevara; förvara; hålla inne med; hålla vid makt; inlägga; lägga av; reservera; spara; uppehålla; upprätthålla; vidmakthålla
beschermen beskydda; bevara; skydda; täcka; vakta behandla nedlåtande; beskydda; beskydda met ett larm; bevaka från
bescherming bieden bevara; skydda; vakta
beschutten beskydda; bevara; skydda; täcka; vakta
beveiligen skydda alarmera; beskydda met ett larm; förse med alarmsystem
in bescherming nemen beskydda; skydda; vakta
schuilen ge tillflykt; gömma; skydda
toevluchten ge tillflykt; gömma; skydda
uitwijken ge tillflykt; gömma; skydda fly; fly från ett land; fly undan; ge väg; gå i exil; gå åt sidan
verdedigen beskydda; skydda; vakta försvara
wegkruipen ge tillflykt; gömma; skydda

Synoniemen voor "skydda":


Wiktionary: skydda

skydda
verb
  1. er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerd gebeurt

Cross Translation:
FromToVia
skydda dekken; bedekken cover — to conceal or protect
skydda beschermen; beveiligen protect — to keep safe
skydda afschermen; beschermen; verdedigen shield — to protect, to defend
skydda beschermen schützen — verteidigen; vor negativen Veränderungen bewahren
skydda beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; gastvrijheid verlenen aan; onderdak bieden; onder dak brengen; beschutten abriter — mettre à l'abri
skydda beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; beloven; toezeggen; uitloven; verzeggen; nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken; borg staan voor; garanderen; sponsoren; waarborgen; betuigen; verzekeren; assureren assurerrendre stable.
skydda garanderen garantir — juri|fr Se rendre garant, répondre d’une chose, du maintien, de l’exécution d’une chose. — note Se dit surtout en matière de procès, d’affaires et de négociation.
skydda behoeden; beschermen; bewaken; bewaren; de wacht hebben; hoeden; waken over protégerprendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui.
skydda behoeden; bewaren préserver — préserver