Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- artig:
-
Wiktionary:
- artig → tegemoetkomend, respectvol, vriendelijk, hoffelijk, beleefd, aardig, aandachtig, oplettend, attent, galant, heus, welgemanierd, wellevend, loyaal, trouw, getrouw, trouwhartig, degelijk, eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, net
- ärtig → levendig, enthousiast
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor artig (Zweeds) in het Nederlands
artig:
-
artig (medborgerlig; hövligt; artigt; civiliserad; världsligt; civiliserat; medborgerligt)
fatsoenlijk; ordentelijk; netjes-
fatsoenlijk bijvoeglijk naamwoord
-
ordentelijk bijvoeglijk naamwoord
-
netjes bijwoord
-
-
artig (väluppfostrat; artigt)
beleefd; beschaafd; voorkomend; welopgevoed; wellevend; gemanierd-
beleefd bijvoeglijk naamwoord
-
beschaafd bijvoeglijk naamwoord
-
voorkomend bijvoeglijk naamwoord
-
welopgevoed bijvoeglijk naamwoord
-
wellevend bijvoeglijk naamwoord
-
gemanierd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor artig:
Synoniemen voor "artig":
Wiktionary: artig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• artig | → tegemoetkomend; respectvol; vriendelijk | ↔ complaisant — polite |
• artig | → hoffelijk | ↔ courteous — showing regard for others |
• artig | → beleefd | ↔ polite — well-mannered |
• artig | → aardig; beleefd | ↔ höflich — formell respektvoll |
• artig | → aandachtig; oplettend; attent | ↔ attentif — Qui a de l’attention, de la concentration sur quelque chose. |
• artig | → beleefd; galant; heus; hoffelijk; welgemanierd; wellevend | ↔ courtois — qui fait preuve de distinction, de politesse |
• artig | → loyaal; trouw; getrouw; trouwhartig; degelijk; eerlijk; eerzaam; fatsoenlijk; net | ↔ honnête — Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur. |
• artig | → beleefd; galant; heus; hoffelijk; welgemanierd; wellevend | ↔ poli — courtois, civil, honnête, complaisant, convenable, qui utilise les règles de la politesse, qui observe les convenances de la société. |