Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. utgang:
  2. utgång:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor utgång (Zweeds) in het Nederlands

utgang:

utgang [-en] zelfstandig naamwoord

  1. utgang (angelägenhet; fråga; ämne; sak; resultat)
    het issue; de kwestie; de punt
    • issue [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • punt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor utgang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
issue angelägenhet; fråga; resultat; sak; utgang; ämne
kwestie angelägenhet; fråga; resultat; sak; utgang; ämne affär; angelägenhet; fajta; fall; problem; rättsfråga; sak; strida; stridsfråga; uppgift
punt angelägenhet; fråga; resultat; sak; utgang; ämne betyg; betygsgrad
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
punt peka

utgång:

utgång [-en] zelfstandig naamwoord

  1. utgång
    de uitgang; de uitloop; de uitweg
    • uitgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitweg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. utgång
    de afrit
    • afrit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. utgång
    de uitrit
    • uitrit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. utgång (resultat; följd)
    het resultaat; de uitkomst; de afloop
    • resultaat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • uitkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • afloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor utgång:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afloop följd; resultat; utgång utandning; utfall
afrit utgång
resultaat följd; resultat; utgång effekt; resultat
uitgang utgång
uitkomst följd; resultat; utgång avkastning; behållning; beslut; föresats; resolution; uttalande; vinst
uitloop utgång
uitrit utgång
uitweg utgång flyktväg
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
resultaat leda till; resultera i; sluta med; visa sig att

Synoniemen voor "utgång":


Wiktionary: utgång


Cross Translation:
FromToVia
utgång uitgang exit — passage from inside to outside
utgång uitgang exit — way out
utgång afloop Ablauf — Beendigung einer Zeitspanne, zu Ende gehen
utgång afrit; uitgang; uitweg issuesortie, lieu par où l’on sortir.
utgång exodus; uittocht; besteding; vertering; uitgaaf; afrit; uitgang; uitweg sortieaction de sortir.