Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
-
infria:
-
Wiktionary:
infria → vrijspreken, absolveren, de absolutie geven, kwijtschelden, vereffenen, verrekenen, afbetalen -
Synoniemen voor "infria":
förverkliga; uppfylla
-
Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor infria (Zweeds) in het Nederlands
infria:
Synoniemen voor "infria":
Wiktionary: infria
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• infria | → vrijspreken; absolveren; de absolutie geven; kwijtschelden; vereffenen; verrekenen; afbetalen | ↔ acquitter — rendre quitte, libérer des dettes. Il se dit en parlant des personne et des choses. |