Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- het:
- Het:
- Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor het (Zweeds) in het Nederlands
het:
-
het (hett; ivrigt; passionerat; eldigt; ivrig)
hartstochtelijk; gepassioneerd; temperamentvol; vurig; heetbloedig; stormachtig; warmbloedig-
hartstochtelijk bijvoeglijk naamwoord
-
gepassioneerd bijvoeglijk naamwoord
-
temperamentvol bijvoeglijk naamwoord
-
vurig bijvoeglijk naamwoord
-
heetbloedig bijvoeglijk naamwoord
-
stormachtig bijvoeglijk naamwoord
-
warmbloedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
het (glödandet; intensiv; intensivt; innerligt; glödande; brinnandet)
-
het (hett; upphetsatt)
geagiteerd; levendig; verhit-
geagiteerd bijvoeglijk naamwoord
-
levendig bijvoeglijk naamwoord
-
verhit bijvoeglijk naamwoord
-
-
het
Vertaal Matrix voor het:
Synoniemen voor "het":
Het:
Verwante vertalingen van het
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor het (Nederlands) in het Zweeds
het:
Vertaal Matrix voor het:
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
det | het | de; opdat; zodat |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
det | dat; de |
Verwante definities voor "het":
Wiktionary: het
het
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• het | → den; det | ↔ it — subject — inanimate thing |
• het | → det; den | ↔ it — object |
• het | → det | ↔ it — subject of impersonal statement |
• het | → den; det; de; -n; -en; -t; -et; -na; -a | ↔ the — article |
• het | → den; det; de; -n; -en; -t; -et; -na; -a | ↔ the — used as an alternative to a possessive pronoun before body parts |
• het | → den; det; de | ↔ the — stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention |
• het | → den; det; de | ↔ the — with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people” |
• het | → den; det; de | ↔ the — with a superlative |
• het | → -n; -en; -t; -et; -na; -a | ↔ the — used with the name of a member of a class to refer to all things in that class |
• het | → den; det | ↔ es — Personalpronomen 3. Person Neutrum Singular |
• het | → honom; henne; den; det | ↔ le — Pronom masculin singulier accusatif de la troisième personne |