Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- armé:
-
Wiktionary:
- armé → landmacht, leger, landsverdediging, defensie, heer, strijdmacht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor armé (Zweeds) in het Nederlands
armé:
-
armé (beväpnade styrkor; styrka)
-
armé (marktrupper)
-
armé
Vertaal Matrix voor armé:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
heerschaar | armé | |
krijgsmacht | armé; beväpnade styrkor; styrka | försvarsmakt; stridsmakt |
landleger | armé; marktrupper | |
landmacht | armé; marktrupper | markstridskrafter |
leger | armé; beväpnade styrkor; styrka | håla; läger; mysrum; stridsmakt |
legermacht | armé; beväpnade styrkor; styrka | stridsmakt |
legerschaar | armé | |
strijdmacht | armé; beväpnade styrkor; styrka | stridsmakt |
troepenmacht | armé; beväpnade styrkor; styrka | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
leger | militärisk; militäriskt; militärt |
Synoniemen voor "armé":
Wiktionary: armé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• armé | → landmacht; leger | ↔ army — military force concerned mainly with ground operations |
• armé | → landsverdediging; defensie | ↔ army — government agency in charge of a state's army |
• armé | → heer; strijdmacht; leger | ↔ Armee — die gesamten organisierten militärischen Streitkräfte eines Staates |
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van armé
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor armé (Nederlands) in het Zweeds
arm:
-
arm (pover; berooid; armetierig)
-
arm (noodlijdend; behoeftig; minvermogend; kommerlijk; armoedig; onvermogend; armelijk)
nödlidande-
nödlidande bijvoeglijk naamwoord
-
-
arm (inferieur; minderwaardig; slecht; zwak; ondermaats; tweederangs; ondeugdelijk)
undermåligt; dålig; dåligt-
undermåligt bijvoeglijk naamwoord
-
dålig bijvoeglijk naamwoord
-
dåligt bijvoeglijk naamwoord
-
-
de arm (armleuning)
Vertaal Matrix voor arm:
Verwante woorden van "arm":
Synoniemen voor "arm":
Antoniemen van "arm":
Verwante definities voor "arm":
Wiktionary: arm
arm
Cross Translation:
noun
-
lichaamsdeel
- arm → arm
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• arm | → arm | ↔ arm — portion of the upper appendage from shoulder to wrist |
• arm | → fattig | ↔ poor — with no possessions or money |
• arm | → stackars; miserabel | ↔ poor — to be pitied |
• arm | → arm | ↔ bras — Membre |
• arm | → arm; fattig; olycklig | ↔ malheureux — Qui porte malheur, qui annonce ou qui cause du malheur. (Sens général) |
• arm | → arm | ↔ pauvre — Qui est dans la pauvreté ; qui ne dispose pas de ressources suffisantes. |
Computer vertaling door derden: