Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. slät:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. slaan:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor slät (Zweeds) in het Nederlands

slät:

slät bijvoeglijk naamwoord

  1. slät (lugn; slätt; mild; )
    vlak; effen; gelijk; egaal; glad; geslepen; strak; plat; vlakuit
    • vlak bijvoeglijk naamwoord
    • effen bijvoeglijk naamwoord
    • gelijk bijvoeglijk naamwoord
    • egaal bijvoeglijk naamwoord
    • glad bijvoeglijk naamwoord
    • geslepen bijvoeglijk naamwoord
    • strak bijvoeglijk naamwoord
    • plat bijvoeglijk naamwoord
    • vlakuit bijwoord
  2. slät (glättad; glansigt)
    gelikt; gladjanusachtig

Vertaal Matrix voor slät:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijk korrekthet; riktighet
vlak yta
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effen jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt enfärgad; enfärgat; enkeltfärgat
egaal jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt
gelijk jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt detsamma; identisk; lik; likadan; likadant; likartat; likt; på en gång
gelikt glansigt; glättad; slät prydlig; prydligt; snygg; snyggt
geslepen jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt beräknad; beräknande; elakt; falsk; falskt; kryddad; kryddat; listig; listigt; polerad; slug; slugt
glad jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt glatt
plat jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt avslagen; avslaget; banalt; billig; billigt; fadd; flat; folk-; grov; grovt; horisontalt; ledsamt; oanständig; oanständigt; obscent; ohyfsad; ohyfsat; platt; plump; plumpt; rått; snuskig; snuskigt; torr; torrt; tråkigt; under bältet; vulgärt; vågrät
strak jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt knapp; spänd; spänt; stelnad; styvt; tight; åtsmitande
vlak jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt flat; horisontalt; platt; vågrät
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vlakuit jämnt; lent; lugn; lugnt; mild; milt; slät; slätt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gladjanusachtig glansigt; glättad; slät

Synoniemen voor "slät":


Wiktionary: slät

slät
adjective
  1. egaal, met geringe ruwheid, slipperig

Cross Translation:
FromToVia
slät vlak; vlakke; gelijk; gelijke even — flat and level
slät glad smooth — lacking friction, not rough



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slät (Nederlands) in het Zweeds

slaan:

slaan werkwoord (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)

  1. slaan (een klap geven)
    slå
    • slå werkwoord (slår, slog, slagit)
  2. slaan (hard slaan; meppen; hengsten; timmeren)
    smälla; slå; hamra; slå hårt
    • smälla werkwoord (smäller, smällde, smällt)
    • slå werkwoord (slår, slog, slagit)
    • hamra werkwoord (hamrar, hamrade, hamrat)
    • slå hårt werkwoord (slår hårt, slog hårt, slagit hårt)
  3. slaan (bonken; rammen; hameren)
    slå; hammra
    • slå werkwoord (slår, slog, slagit)
    • hammra werkwoord (hammrar, hammrade, hammrat)

Conjugations for slaan:

o.t.t.
  1. sla
  2. slaat
  3. slaat
  4. slaan
  5. slaan
  6. slaan
o.v.t.
  1. sloeg
  2. sloeg
  3. sloeg
  4. sloegen
  5. sloegen
  6. sloegen
v.t.t.
  1. heb geslagen
  2. hebt geslagen
  3. heeft geslagen
  4. hebben geslagen
  5. hebben geslagen
  6. hebben geslagen
v.v.t.
  1. had geslagen
  2. had geslagen
  3. had geslagen
  4. hadden geslagen
  5. hadden geslagen
  6. hadden geslagen
o.t.t.t.
  1. zal slaan
  2. zult slaan
  3. zal slaan
  4. zullen slaan
  5. zullen slaan
  6. zullen slaan
o.v.t.t.
  1. zou slaan
  2. zou slaan
  3. zou slaan
  4. zouden slaan
  5. zouden slaan
  6. zouden slaan
en verder
  1. ben geslagen
  2. bent geslagen
  3. is geslagen
  4. zijn geslagen
  5. zijn geslagen
  6. zijn geslagen
diversen
  1. sla!
  2. slat!
  3. geslagen
  4. slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor slaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slå hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hammra bonken; hameren; rammen; slaan
hamra hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren fijnwrijven; hameren; hengsten; kloppen met een hamer; rammen; stompen
slå bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; meppen; rammen; slaan; timmeren dichtslaan; dichtwerpen; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; krenken; kwetsen; maaien; toeslaan
slå hårt hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren beuken; rammen
smälla hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren dichtslaan; dichtwerpen; knallen

Verwante definities voor "slaan":

  1. waar het over gaat1
    • zijn opmerking sloeg op mij1
  2. een dreunend geluid maken1
    • de grote klok slaat drie uur1
  3. klappen geven1
    • hij sloeg de hond toen die niet luisterde1

Wiktionary: slaan


Cross Translation:
FromToVia
slaan slå beat — to hit, to knock, to pound, to strike
slaan vispa beat — to whip
slaan besegra best — to beat
slaan klara sig get along — survive; to do well enough
slaan slå hit — to give a blow
slaan träffa hit — to manage to touch in the right place
slaan slå strike — to hit
slaan slå whack — To hit, slap or strike
slaan banka; drabba; slå battrefrapper de coups répétés.
slaan knacka; banka; drabba; slå heurterentrer brusquement en contact.
slaan ljuda; låta; tona sonnerrendre un son.