Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- loge:
- log:
- logé:
- Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor loge (Zweeds) in het Nederlands
loge:
-
loge (loggolv)
Vertaal Matrix voor loge:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
deel | loge; loggolv | arv; beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; portion; stycke; volym |
dorsvloer | loge; loggolv | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
deel | sida vid sida |
Synoniemen voor "loge":
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor loge (Nederlands) in het Zweeds
loge:
-
de loge (schouwburgplaats)
sommarstuga; sportstuga; jaktstuga; grindstuga; jakthydda-
sportstuga zelfstandig naamwoord
-
jaktstuga zelfstandig naamwoord
-
grindstuga zelfstandig naamwoord
-
jakthydda zelfstandig naamwoord
-
de loge (portiershokje)
grindstuga-
grindstuga zelfstandig naamwoord
-
-
de loge (vrijmetselaarsloge)
frimurarloge-
frimurarloge zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor loge:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
frimurarloge | loge; vrijmetselaarsloge | |
grindstuga | loge; portiershokje; schouwburgplaats | |
jakthydda | loge; schouwburgplaats | |
jaktstuga | loge; schouwburgplaats | jachthuis |
sommarstuga | loge; schouwburgplaats | vakantieverblijf |
sportstuga | loge; schouwburgplaats |
Verwante woorden van "loge":
loge vorm van log:
-
log (loom; lijzig)
-
log (onsierlijk van gedaante; plomp; lomp)
Vertaal Matrix voor log:
Verwante woorden van "log":
logé:
-
de logé (slaapgast; gast; slaper; overnachter)
Vertaal Matrix voor logé:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gäst | gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper | gast; genodigde; introducé; invité |
nattgäst | gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper | |
övernattningsgäst | gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper | logés |
Verwante woorden van "logé":
Wiktionary: logé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• logé | → bordsgäst | ↔ convive — Personne qui se trouver à un repas avec d’autres. |
• logé | → gäst | ↔ hôte — (Féminin : hôtesse) Celui, celle qui donner l’hospitalité par humanité, par amitié, par bienveillance. |