Bänk: vertaling Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

bank:
- bankrelatie; bank
bänk:
- zitplaats; bank; zitbank; zetel; bureau; schrijftafel; lessenaar; schrijfbureau; schoolbank; schooltafel
Wiktionary:
- bänk → bank, zitbank, werkbank
- bank → bank, oever, zandbank

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

bank:
- sittbänk; soffa; slaf; handelsbanken; bänk; sittplats; bankbyggnad; bank
Wiktionary:
- bank → bank, bankkontor, bänk, avbytarbänk, sparbank, kassa

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bänk (Zweeds) in het Nederlands

bank:

bank [-en] zelfstandig naamwoord

bank
de bankrelatie
- bankrelatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
bank
de bank
- bank [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bank:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bank	bank	bankbyggnad; bänk; handelsbanken; sittbänk; sittplats; slaf; soffa
bankrelatie	bank

Synoniemen voor "bank":

sandrev

Wiktionary: bank

Cross Translation:

From	To	Via
• bank	→ bank	↔ bank — institution
• bank	→ bank	↔ bank — branch office of such an institution
• bank	→ oever	↔ bank — edge of river or lake
• bank	→ zandbank	↔ bar — nautical: sand formation
• bank	→ oever	↔ Ufer — Randbereich zwischen Gewässer und Land
• bank	→ bank	↔ banque — commerce qui consiste à recevoir des capitaux en compte courant avec ou sans intérêt ; à échanger des effets ou à les escompter avec des espèces, à des taux et moyennant des commissions variables ; à exécuter pour le compte de tiers toutes opérations

bänk:

bänk [-en] zelfstandig naamwoord

bänk (sittplats)
de zitplaats; de bank; de zitbank
- zitplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
- bank [de ~] zelfstandig naamwoord
- zitbank [de ~] zelfstandig naamwoord
bänk (sittplats)
de zetel; de zitplaats
- zetel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zitplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
bänk (skrivbord; arbetsplats; arbetsbord)
het bureau; de schrijftafel; de lessenaar; het schrijfbureau
- bureau [het ~] zelfstandig naamwoord
- schrijftafel [de ~] zelfstandig naamwoord
- lessenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schrijfbureau [het ~] zelfstandig naamwoord
bänk (skolbänk)
de schoolbank
- schoolbank [de ~] zelfstandig naamwoord
bänk (skolbänk)
de lessenaar; schooltafel
- lessenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schooltafel [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bänk:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bank	bänk; sittplats	bank; bankbyggnad; handelsbanken; sittbänk; slaf; soffa
bureau	arbetsbord; arbetsplats; bänk; skrivbord	sekretär; ämbetsverk
lessenaar	arbetsbord; arbetsplats; bänk; skolbänk; skrivbord	skrivbord
schoolbank	bänk; skolbänk
schooltafel	bänk; skolbänk
schrijfbureau	arbetsbord; arbetsplats; bänk; skrivbord
schrijftafel	arbetsbord; arbetsplats; bänk; skrivbord
zetel	bänk; sittplats	huvudkontor; stol; stol med armstöd; tron; vilstol
zitbank	bänk; sittplats	sittbänk; slaf; soffa
zitplaats	bänk; sittplats

Wiktionary: bänk

Cross Translation:

From	To	Via
• bänk	→ bank; zitbank	↔ bench — long seat
• bänk	→ bank	↔ bench — sports: where players sit when not playing
• bänk	→ werkbank	↔ bench — workbench

Verwante vertalingen van bänk

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bänk (Nederlands) in het Zweeds

bank:

bank [de ~] zelfstandig naamwoord

de bank (zitbank; canapé)
sittbänk; soffa; slaf
- sittbänk zelfstandig naamwoord
- soffa [-en] zelfstandig naamwoord
- slaf [-en] zelfstandig naamwoord
de bank (handelsbank)
handelsbanken
- handelsbanken zelfstandig naamwoord
de bank (zitbank; zitplaats)
bänk; sittplats
- bänk [-en] zelfstandig naamwoord
- sittplats [-en] zelfstandig naamwoord
de bank (bankgebouw)
bankbyggnad
- bankbyggnad zelfstandig naamwoord
de bank
bank
- bank [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bank:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bank	bank	bankrelatie
bankbyggnad	bank; bankgebouw
bänk	bank; zitbank; zitplaats	bureau; lessenaar; schoolbank; schooltafel; schrijfbureau; schrijftafel; zetel; zitplaats
handelsbanken	bank; handelsbank	banken; handelsbanken; wisselbanken
sittbänk	bank; canapé; zitbank
sittplats	bank; zitbank; zitplaats	zetel; zithoek; zitplaats
slaf	bank; canapé; zitbank	ligbank; rustbank
soffa	bank; canapé; zitbank	bankstel; canapé; divan; ligbank; rustbank; rustbed; sofa

Verwante woorden van "bank":

banken

Verwante definities voor "bank":

meubelstuk voor twee of meer personen¹
- we zaten op een bankje in het park¹
waar je geld kunt lenen en sparen¹
- ik breng mijn geld naar de bank¹

Wiktionary: bank

Cross Translation:

From	To	Via
• bank	→ bank	↔ bank — institution
• bank	→ bank; bankkontor	↔ bank — branch office of such an institution
• bank	→ bänk	↔ bench — long seat
• bank	→ bänk; avbytarbänk	↔ bench — sports: where players sit when not playing
• bank	→ sparbank	↔ thrift — savings bank
• bank	→ kassa	↔ Kasse — ein Institut
• bank	→ bank	↔ banque — commerce qui consiste à recevoir des capitaux en compte courant avec ou sans intérêt ; à échanger des effets ou à les escompter avec des espèces, à des taux et moyennant des commissions variables ; à exécuter pour le compte de tiers toutes opérations

Zweedse en Nederlandse zoekresultaten voor: bänk

Uitgebreide vertaling voor bänk (Zweeds) in het Nederlands

bank:

bank [-en] zelfstandig naamwoord

bank

bank

Vertaal Matrix voor bank:

Synoniemen voor "bank":

Wiktionary: bank

bänk:

bänk [-en] zelfstandig naamwoord

bänk (sittplats)

bänk (sittplats)

bänk (skrivbord; arbetsplats; arbetsbord)

bänk (skolbänk)

bänk (skolbänk)

Vertaal Matrix voor bänk:

Wiktionary: bänk

Verwante vertalingen van bänk

Uitgebreide vertaling voor bänk (Nederlands) in het Zweeds

bank:

bank [de ~] zelfstandig naamwoord

de bank (zitbank; canapé)

de bank (handelsbank)

de bank (zitbank; zitplaats)

de bank (bankgebouw)

de bank

Vertaal Matrix voor bank:

Verwante woorden van "bank":

Verwante definities voor "bank":

Wiktionary: bank

Verwante vertalingen van bänk