Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. jack:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. jack:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor jack (Zweeds) in het Nederlands

jack:

jack [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. jack (hack; skåra; inskärning)
    soort vink; de keep
    • soort vink [znw.] zelfstandig naamwoord
    • keep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. jack (hack; skåra)
    de kepen
    • kepen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor jack:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
keep hack; inskärning; jack; skåra hack; repa; skåra
kepen hack; jack; skåra
soort vink hack; inskärning; jack; skåra
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kepen göra skåror; karva

Synoniemen voor "jack":


Wiktionary: jack


Cross Translation:
FromToVia
jack stekker jack — surface mounted connector

Verwante vertalingen van jack



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor jack (Nederlands) in het Zweeds

jack:

jack [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het jack
    – sportief kort jasje voor buiten, met strakke boord onderaan 1
    jacka
    • jacka [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor jack:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jacka jack colbert; halflange herenjas; hes; jak; jasje; jassen; kiel; loshangend kort overkleed; mantel; overjas

Verwante woorden van "jack":

  • jacks

Verwante definities voor "jack":

  1. sportief kort jasje voor buiten, met strakke boord onderaan1
    • ik heb een warm jack gekocht om te gaan skiën1