Del: vertaling Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

del:
- onderdeel; component; deel; bestanddeel; ingrediënt; basisbestanddeel; stuk; element; fractie; aandeel; part; portie; gedeelte; deeltje; onderdeeltje; segment; schijfje; plakje; stukje; fragmentje; klein stukje; snippertje; brokje; eindje; partje; label
Wiktionary:
- del → aflevering, deel, aandeel, verfolg, stuk, onderdeel, kledingstuk, ding
- ädel → edel, nobel, fatsoenlijk, eervol, adellijk

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

del:
- sköka; gatslinka; slampa; slyna; slinka; fördjupning i sanddynerna

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor del (Zweeds) in het Nederlands

del:

del [-en] zelfstandig naamwoord

del (element; beståndsdel; ingrediens)
het onderdeel; de component; het deel; het bestanddeel; het ingrediënt; het basisbestanddeel; het stuk; de element; de fractie
- onderdeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- component [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- deel [het ~] zelfstandig naamwoord
- bestanddeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- ingrediënt [het ~] zelfstandig naamwoord
- basisbestanddeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- stuk [het ~] zelfstandig naamwoord
- element [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- fractie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
del (portion)
het aandeel; de part; de portie
- aandeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- part [de ~] zelfstandig naamwoord
- portie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
del (portion; stycke)
het aandeel; het deel; de part
- aandeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- deel [het ~] zelfstandig naamwoord
- part [de ~] zelfstandig naamwoord
del (bit)
het stuk; het deel; het gedeelte; de part; de fractie
- stuk [het ~] zelfstandig naamwoord
- deel [het ~] zelfstandig naamwoord
- gedeelte [het ~] zelfstandig naamwoord
- part [de ~] zelfstandig naamwoord
- fractie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
del (liten del)
de deeltje; het onderdeeltje
- deeltje [de ~] zelfstandig naamwoord
- onderdeeltje [het ~] zelfstandig naamwoord
del (segment; sektion)
het segment
- segment [het ~] zelfstandig naamwoord
del (skiva; smula; bit)
het schijfje; het plakje
- schijfje [het ~] zelfstandig naamwoord
- plakje [het ~] zelfstandig naamwoord
del (stycke; artikel; bit)
het stukje; het fragmentje; het klein stukje; het snippertje; het brokje; het eindje; het partje
- stukje [het ~] zelfstandig naamwoord
- fragmentje [het ~] zelfstandig naamwoord
- klein stukje [het ~] zelfstandig naamwoord
- snippertje [het ~] zelfstandig naamwoord
- brokje [het ~] zelfstandig naamwoord
- eindje [het ~] zelfstandig naamwoord
- partje [het ~] zelfstandig naamwoord
del
label
- label

Vertaal Matrix voor del:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aandeel	del; portion; stycke	aktie; kontingent
basisbestanddeel	beståndsdel; del; element; ingrediens
bestanddeel	beståndsdel; del; element; ingrediens
brokje	artikel; bit; del; stycke	liten bit
component	beståndsdel; del; element; ingrediens	registreringsdatafil
deel	beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; portion; stycke	arv; loge; loggolv; volym
deeltje	del; liten del
eindje	artikel; bit; del; stycke
element	beståndsdel; del; element; ingrediens	faktor
fractie	beståndsdel; bit; del; element; ingrediens
fragmentje	artikel; bit; del; stycke
gedeelte	bit; del
ingrediënt	beståndsdel; del; element; ingrediens
klein stukje	artikel; bit; del; stycke
label		etikett; firmamärke; sticker; varumärke
onderdeel	beståndsdel; del; element; ingrediens	komponent; reservdel
onderdeeltje	del; liten del
part	bit; del; portion; stycke
partje	artikel; bit; del; stycke
plakje	bit; del; skiva; smula
portie	del; portion	dos; dosis
schijfje	bit; del; skiva; smula
segment	del; segment; sektion	kontokodssegment; segment; sektor
snippertje	artikel; bit; del; stycke
stuk	beståndsdel; bit; del; element; ingrediens	artilleri; jättesensation; kanon; publikation; skrift; skådespel; tryckalster; underbar människa; vrålsnygg sak
stukje	artikel; bit; del; stycke
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stuk		bruten; brutet; degraderad; funkar ej; i bitar; i kras; kaputt; krossad; krossat; skadad; skadat; sönder; sönderslaget; trasig; trasigt
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
deel		sida vid sida
element		element
label	del	etikett; märke; märkning; tagg

Synoniemen voor "del":

godhjärtad; bit; segment; andel; pusselbit

Wiktionary: del

Cross Translation:

From	To	Via
• del	→ aflevering	↔ installment — part of a serial
• del	→ deel	↔ part — fraction of a whole (jump)
• del	→ deel; aandeel	↔ share — portion of something
• del	→ verfolg	↔ Folge — Teil einer Serie, insbesondere bei Büchern, Zeitschriften und Fernsehserien
• del	→ stuk; deel; onderdeel	↔ Teil — oft im Zusammenhang mit leblosen Gegenständen: ein Element, Stück eines Ganzen
• del	→ kledingstuk	↔ Teil — ein Kleidungsstück
• del	→ ding	↔ Teil — (umgangssprachlich) ein beliebiger Gegenstand
• del	→ aandeel	↔ Anteil — Mitwirkung
• del	→ aandeel	↔ Anteil — Interesse, Betroffenheit, Anteilnahme

Verwante vertalingen van del

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor del (Nederlands) in het Zweeds

del:

del [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de del (slet; totebel; lellebel; snol)
sköka; gatslinka; slampa; slyna; slinka
- sköka [-en] zelfstandig naamwoord
- gatslinka zelfstandig naamwoord
- slampa [-en] zelfstandig naamwoord
- slyna [-en] zelfstandig naamwoord
- slinka [-en] zelfstandig naamwoord
de del (duinvallei; duinpan)
fördjupning i sanddynerna
- fördjupning i sanddynerna zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor del:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fördjupning i sanddynerna	del; duinpan; duinvallei
gatslinka	del; lellebel; slet; snol; totebel
sköka	del; lellebel; slet; snol; totebel
slampa	del; lellebel; slet; snol; totebel
slinka	del; lellebel; slet; snol; totebel
slyna	del; lellebel; slet; snol; totebel	sloerie

Verwante woorden van "del":

dellen, delen

Verwante definities voor "del":

ordinaire vrouw die mannen versiert¹
- zijn dochter is een echte del¹

¹Muiswerk Woordenboek

Zweedse en Nederlandse zoekresultaten voor: del

Uitgebreide vertaling voor del (Zweeds) in het Nederlands

del:

del [-en] zelfstandig naamwoord

del (element; beståndsdel; ingrediens)

del (portion)

del (portion; stycke)

del (bit)

del (liten del)

del (segment; sektion)

del (skiva; smula; bit)

del (stycke; artikel; bit)

del

Vertaal Matrix voor del:

Synoniemen voor "del":

Wiktionary: del

Verwante vertalingen van del

Uitgebreide vertaling voor del (Nederlands) in het Zweeds

del:

del [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de del (slet; totebel; lellebel; snol)

de del (duinvallei; duinpan)

Vertaal Matrix voor del:

Verwante woorden van "del":

Verwante definities voor "del":