Zweeds

Uitgebreide vertaling voor mål (Zweeds) in het Nederlands

mal:

mal zelfstandig naamwoord

  1. mal
    de mot; woletend insekt

Vertaal Matrix voor mal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mot mal
woletend insekt mal

Wiktionary: mal

mal
noun
  1. een vlinderachtig insect
  2. vlinder die 's nachts actief is

Cross Translation:
FromToVia
mal mot moth — insect similar to a butterfly
mal mot MotteEntomologie: Kleinschmetterling mit etwa 1 cm spannenden schmalen Flügeln, deren Raupen unter anderem Wolle, Seide, Pelzwerk und Tapeten befallen
mal meerval Wels — Fisch der Gattung Silurus oder der Familie Siluridae

MAL:


mål:

mål [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. mål
    het doelpunt; de goal; de treffer
    • doelpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • goal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • treffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. mål
    de doeltrap
    • doeltrap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. mål
    de doelstelling
  4. mål
  5. mål (målsättning; syfte)
    het doel; de inzet; het streven; het doeleinde
    • doel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • streven [het ~] zelfstandig naamwoord
    • doeleinde [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. mål (anfallsmål; plan; avsikt)
    de toeleg
    • toeleg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. mål (ändamål)
    het doel; het einddoel
    • doel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • einddoel [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. mål (rättegång; process)
    de rechtszaak; het proces; de procedure; het rechtsgeding; het geding
  9. mål (bestämmelse; ändamål; bestämmelseort)
    de bestemming; het reisdoel
  10. mål (måltavla; markering)
    doelschijf
  11. mål (målvärde)
    het doel
    • doel [het ~] zelfstandig naamwoord
  12. mål (målprovider)

Vertaal Matrix voor mål:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestemming bestämmelse; bestämmelseort; mål; ändamål adressat; anslag; destination; resmål; slutbestämmelse; slutmål; transportområde
doel mål; målsättning; målvärde; syfte; ändamål anstränga sig; destination; humör; mening; måltavla; resmål; sinne; skottavla; slutmål; strida för; vilja
doeleinde mål; målsättning; syfte
doelpunt mål
doelschijf markering; mål; måltavla
doelstelling mål målsättning
doeltrap mål
einddoel mål; ändamål
geding mål; process; rättegång
goal mål mål stolpe
inzet mål; målsättning; syfte användning; början; hängivenhet; insatser; lidelse; passion; spelpengar; tillämpning
procedure mål; process; rättegång metod; procedur; rättsförfarande; sätt
proces mål; process; rättegång portnummer; process
rechtsgeding mål; process; rättegång
rechtszaak mål; process; rättegång
reisdoel bestämmelse; bestämmelseort; mål; ändamål
streven mål; målsättning; syfte ambition; anstränga sig; bemödande; strida för; strävan
toeleg anfallsmål; avsikt; mål; plan
treffer mål besök; flax; fullträff; hit; krocka; lyckträff; slå; träff; träff med skjutvapen; tur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
streven arbeta för; hänge sig själv till; sikta på; sikta åt
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
doel- mål
doelvoorziening mål; målprovider

Synoniemen voor "mål":


Wiktionary: mål


Cross Translation:
FromToVia
mål finish; eindstreep; meet finish — end
mål bedoeling; doel; objectief; oogmerk goal — result one is attempting to achieve
mål doel; goal goal — in many sports, an area into which the players attempt to put an object
mål doelpunt goal — (sport) act of placing the object into the goal
mål punt; doelpunt goal — point(s) scored
mål maaltijd meal — food that is prepared and eaten
mål zoektocht; streeftocht quest — journey or effort in pursuit of a goal
mål scoren score — intransitive: to earn points in a game
mål scoren score — transitive: to earn points in a game
mål zaak FallRechtswissenschaft, Polizei, Medizin: Untersuchungsgegenstand
mål maaltijd Mahl — Vorgang, bei dem Essen zu sich genommen wird
mål doel; meet ZielAusrichtung oder Endpunkt einer Bestrebung

Verwante vertalingen van mål



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mål (Nederlands) in het Zweeds

mål vorm van mal:

mal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de mal (gietvorm; matrijs; modelvorm; vorm)
    gjutform; form; matrix
    • gjutform [-en] zelfstandig naamwoord
    • form [-en] zelfstandig naamwoord
    • matrix zelfstandig naamwoord
  2. de mal (sjablone; sjabloon; modelvorm)
    schablon; formbräde; stencil

mal bijvoeglijk naamwoord

  1. mal (maf; vreemd; eigenaardig; )
    besynnerlig; konstigt; underligt; besynnerligt; underlig
  2. mal (krankjorum; mesjogge; getikt; )
    idiotisk; tokig; tokigt; idiotiskt

Vertaal Matrix voor mal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
form gietvorm; mal; matrijs; modelvorm; vorm conditie; figuur; gedaante; gestalte; in vorm zijn; lichaamspostuur; postuur; shape; verschijning; vorm
formbräde mal; modelvorm; sjablone; sjabloon
gjutform gietvorm; mal; matrijs; modelvorm; vorm drukvorm; gietmal; matrijs; matrix; moedervorm; vorm
matrix gietvorm; mal; matrijs; modelvorm; vorm drukvorm; matrijs; matrix
schablon mal; modelvorm; sjablone; sjabloon stereotype
stencil mal; modelvorm; sjablone; sjabloon fotokopie; kopie; stencil
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besynnerlig dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
besynnerligt dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
idiotisk geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge ridicuul
idiotiskt geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge ridicuul
konstigt dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd curieus; merkwaardig; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling
tokig geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge eiig; geschift; getikt; halfgaar; halfzacht; hoorndol; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; niet goed snik; niet helemaal in orde; tilt
tokigt geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge achterlijk; eiig; geflipt; gek; geschift; gestoord; halfgaar; halfzacht; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; niet helemaal in orde; stupide; tilt; tureluurs; zot
underlig dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd apart; buitenissig; curieus; excentriek; extravagant; merkwaardig; typisch; vreemd
underligt dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd apart; buitenissig; curieus; excentriek; extravagant; merkwaardig; typisch; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling

Verwante woorden van "mal":


Wiktionary: mal


Cross Translation:
FromToVia
mal gjutform; form cast — mould used to make cast objects
mal löjlig; narr ridicule — Qui est digne de risée ou de moquerie.

MAL: