Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- kram:
- kräm:
- Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- kram:
- krammen:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor kram (Zweeds) in het Nederlands
kram:
-
kram (smekning)
-
kram (omfamning)
-
kram (smekning; omfamning)
-
kram
-
kram
de schietsleuf
Vertaal Matrix voor kram:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanhalen | kram; omfamning; smekning | smekning |
aanhaling | kram; omfamning; smekning | citat |
knuffel | kram; smekning | |
knuffelpartij | kram | |
liefkozing | kram; omfamning; smekning | gullande; kramande; smekning; ömhet |
omarming | kram; omfamning | |
omhelzing | kram; omfamning | |
schietsleuf | kram | kanonglugg; skottglugg |
streling | kram; omfamning; smekning | smekning |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanhalen | anföra; citera; skärpa; åberopa |
Synoniemen voor "kram":
Wiktionary: kram
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kram | → omarming; omhelzing; knuffel | ↔ embrace — hug |
• kram | → knuffelen; knuffel | ↔ hug — affectionate embrace |
• kram | → omarming | ↔ Umarmung — das Umfassen des Oberkörpers oder des Halses mit beiden Armen; Geste der Zuneigung |
• kram | → stalletje; keet; kraam; loods; schuur; tent | ↔ échoppe — Petite boutique ordinairement en appentis et adossée contre une muraille. |
kräm:
-
kräm (hudkräm)
Vertaal Matrix voor kräm:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crème | hudkräm; kräm | |
huidcrème | hudkräm; kräm | |
smeerseltje | hudkräm; kräm | ingnidningsmedel; salva; smörjelse |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kram (Nederlands) in het Zweeds
kram:
Vertaal Matrix voor kram:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klämma | kram | klamp; klem; klemhaak; koeklauw; krammetje |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klämma | dichtknijpen; drukken; knellen; persen; strak zitten |
Verwante woorden van "kram":
krammen:
-
krammen (met een kram vastmaken)
Conjugations for krammen:
o.t.t.
- kram
- kramt
- kramt
- krammen
- krammen
- krammen
o.v.t.
- kramde
- kramde
- kramde
- kramden
- kramden
- kramden
v.t.t.
- heb gekramd
- hebt gekramd
- heeft gekramd
- hebben gekramd
- hebben gekramd
- hebben gekramd
v.v.t.
- had gekramd
- had gekramd
- had gekramd
- hadden gekramd
- hadden gekramd
- hadden gekramd
o.t.t.t.
- zal krammen
- zult krammen
- zal krammen
- zullen krammen
- zullen krammen
- zullen krammen
o.v.t.t.
- zou krammen
- zou krammen
- zou krammen
- zouden krammen
- zouden krammen
- zouden krammen
en verder
- ben gekramd
- bent gekramd
- is gekramd
- zijn gekramd
- zijn gekramd
- zijn gekramd
diversen
- kram!
- kramt!
- gekramd
- krammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor krammen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hålla fast sig | krammen; met een kram vastmaken | |
klampa sig fast | krammen; met een kram vastmaken |