Zweeds
Uitgebreide vertaling voor krom (Zweeds) in het Nederlands
krom:
Vertaal Matrix voor krom:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chroom | krom | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chroom | krom |
Wiktionary: krom
krom
Cross Translation:
noun
-
scheikunde|nld, element|nld scheikundig element met symbool Cr en atoomnummer 24. Het is een zilverkleurig overgangsmetaal
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• krom | → chroom | ↔ chromium — chemical element |
• krom | → chroom | ↔ Chrom — chemisches Element mit der Ordnungszahl 24, das zur Serie der Übergangsmetalle gehört |
• krom | → chroom | ↔ chrome — Élément chimique |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor krom (Nederlands) in het Zweeds
krom:
Vertaal Matrix voor krom:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
krokig | gebogen; gekromd; krom | bochtig; slingerend |
Verwante woorden van "krom":
Antoniemen van "krom":
Verwante definities voor "krom":
krom vorm van krommen:
-
krommen (buigen; krom buigen)
-
krommen (buigen; welven)
Conjugations for krommen:
o.t.t.
- krom
- kromt
- kromt
- krommen
- krommen
- krommen
o.v.t.
- kromde
- kromde
- kromde
- kromden
- kromden
- kromden
v.t.t.
- ben gekromd
- bent gekromd
- is gekromd
- zijn gekromd
- zijn gekromd
- zijn gekromd
v.v.t.
- was gekromd
- was gekromd
- was gekromd
- waren gekromd
- waren gekromd
- waren gekromd
o.t.t.t.
- zal krommen
- zult krommen
- zal krommen
- zullen krommen
- zullen krommen
- zullen krommen
o.v.t.t.
- zou krommen
- zou krommen
- zou krommen
- zouden krommen
- zouden krommen
- zouden krommen
diversen
- krom!
- kromt!
- gekromd
- krommend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor krommen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kurva | bocht; buiging; draai; kromme; kromming; kromte; kronkel; ronding | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
böja sig | buigen; krommen; welven | buigen; krombuigen; kromlopen |
gå i en båge | buigen; krommen; welven | |
kurva | buigen; krom buigen; krommen | |
svänga | buigen; krommen; welven | draaien; iets omdraaien; omkeren; oscilleren; schommelen; wenden; wiegelen; wiegen; zwengelen; zwenken |