Avbetalning: vertaling Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

avbetalning:
- afbetaling; verrekening; afrekening; vereffening; afbetalen; aflossen; betalen; dokken; voldoen
Wiktionary:
- avbetalning → afbetaling, schijf, aflossing, aanbetaling, voorschot

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor avbetalning (Zweeds) in het Nederlands

avbetalning (avbetalningsköp)
de afbetaling
- afbetaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
avbetalning (skuld avlösning)
de verrekening; de afrekening; de vereffening
- verrekening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afrekening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vereffening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
avbetalning
afbetalen; aflossen
- afbetalen [znw.] zelfstandig naamwoord
- aflossen [znw.] zelfstandig naamwoord
avbetalning (betalning)
betalen; het dokken; voldoen
- betalen [znw.] zelfstandig naamwoord
- dokken [het ~] zelfstandig naamwoord
- voldoen [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afbetalen	avbetalning
afbetaling	avbetalning; avbetalningsköp
aflossen	avbetalning
afrekening	avbetalning; skuld avlösning	beräkning; betalning; redovisning; räkning; uppgörelse
betalen	avbetalning; betalning
dokken	avbetalning; betalning
vereffening	avbetalning; skuld avlösning	anspråks uppgöring; balansera; ekvation; jämna ut; kvittning; uppgörelse
verrekening	avbetalning; skuld avlösning	uppgörelse
voldoen	avbetalning; betalning
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afbetalen		avbetala; betala av
aflossen		ersätta; friköpa; växla; återköpa; återlösa
betalen		avbetala; belöna; betala; erlägga; göra upp; klara upp
dokken		avbetala; betala; docka; erlägga
voldoen		betala; betala en räkning; göra upp; klara upp; räcka till

Cross Translation:

From	To	Via
• avbetalning	→ afbetaling; schijf	↔ installment — portion of debt
• avbetalning	→ aflossing	↔ Abzahlung — Tilgung
• avbetalning	→ aanbetaling; voorschot	↔ acompte — Somme d’argent versée dès la signature d’un contrat, et enlevant toute possibilité de dédit