Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. västlig:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vastliggen:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor västlig (Zweeds) in het Nederlands

västlig:

västlig bijvoeglijk naamwoord

  1. västlig (västligt)
    westelijk; west; westwaarts

Vertaal Matrix voor västlig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
west västra
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
westelijk västlig; västligt
westwaarts västlig; västligt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
west västlig; västligt

Wiktionary: västlig


Cross Translation:
FromToVia
västlig westelijk; westers western — pertaining to the west

Verwante vertalingen van västlig



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor västlig (Nederlands) in het Zweeds

västlig vorm van vastliggen:

vastliggen werkwoord (lig vast, ligt vast, lag vast, lagen vast, vastgelegen)

  1. vastliggen
    ligga stadigt
    • ligga stadigt werkwoord (ligger stadigt, låg stadigt, legat stadigt)

Conjugations for vastliggen:

o.t.t.
  1. lig vast
  2. ligt vast
  3. ligt vast
  4. liggen vast
  5. liggen vast
  6. liggen vast
o.v.t.
  1. lag vast
  2. lag vast
  3. lag vast
  4. lagen vast
  5. lagen vast
  6. lagen vast
v.t.t.
  1. heb vastgelegen
  2. hebt vastgelegen
  3. heeft vastgelegen
  4. hebben vastgelegen
  5. hebben vastgelegen
  6. hebben vastgelegen
v.v.t.
  1. had vastgelegen
  2. had vastgelegen
  3. had vastgelegen
  4. hadden vastgelegen
  5. hadden vastgelegen
  6. hadden vastgelegen
o.t.t.t.
  1. zal vastliggen
  2. zult vastliggen
  3. zal vastliggen
  4. zullen vastliggen
  5. zullen vastliggen
  6. zullen vastliggen
o.v.t.t.
  1. zou vastliggen
  2. zou vastliggen
  3. zou vastliggen
  4. zouden vastliggen
  5. zouden vastliggen
  6. zouden vastliggen
en verder
  1. ben vastgelegen
  2. bent vastgelegen
  3. is vastgelegen
  4. zijn vastgelegen
  5. zijn vastgelegen
  6. zijn vastgelegen
diversen
  1. lig vast !
  2. ligt vast !
  3. vastgelegen
  4. vastliggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vastliggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ligga stadigt vastliggen