Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- vast:
- vasten:
- Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor väst (Zweeds) in het Nederlands
Wiktionary: väst
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• väst | → west | ↔ West — ohne Artikel: Kurzform für die Haupthimmelsrichtung Westen in der Navigation, Seefahrt |
• väst | → vest | ↔ Weste — Kleidung: ein ärmelloses Kleidungsstück der Herrenoberbekleidung |
• väst | → vest | ↔ waistcoat — a sleeveless, collarless garment |
• väst | → westen | ↔ west — compass point |
• väst | → westen | ↔ occident — géographie|fr Celui des quatre points cardinaux qui est du côté où le Soleil se couche. |
• väst | → westen; West | ↔ ouest — point cardinal |
Verwante vertalingen van väst
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor väst (Nederlands) in het Zweeds
väst vorm van vast:
Vertaal Matrix voor vast:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | zeker | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sannerlig | beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker | |
sannerligt | beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker |
Verwante woorden van "vast":
Synoniemen voor "vast":
Antoniemen van "vast":
Verwante definities voor "vast":
Wiktionary: vast
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vast | → fast; fäst | ↔ fast — firmly or securely fixed in place |
• vast | → fast | ↔ solid — in the solid state |
• vast | → fast form; fast ämne | ↔ solid — chemistry: fundamental state of matter |
• vast | → ofarlig; säker; trygg; pålitlig; tillförlitlig; given | ↔ sûr — dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai. |
väst vorm van vasten:
-
de vasten (onthouden)
-
vasten (abstineren)
Conjugations for vasten:
o.t.t.
- vast
- vast
- vast
- vastten
- vastten
- vastten
o.v.t.
- vastte
- vastte
- vastte
- vastten
- vastten
- vastten
v.t.t.
- heb gevast
- hebt gevast
- heeft gevast
- hebben gevast
- hebben gevast
- hebben gevast
v.v.t.
- had gevast
- had gevast
- had gevast
- hadden gevast
- hadden gevast
- hadden gevast
o.t.t.t.
- zal vasten
- zult vasten
- zal vasten
- zullen vasten
- zullen vasten
- zullen vasten
o.v.t.t.
- zou vasten
- zou vasten
- zou vasten
- zouden vasten
- zouden vasten
- zouden vasten
en verder
- ben gevast
- bent gevast
- is gevast
- zijn gevast
- zijn gevast
- zijn gevast
diversen
- vast!
- vast!
- gevast
- vastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vasten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avhållning | onthouden; vasten | |
fort | onthouden; vasten | bastion; bolwerk; citadel; fort; kasteel; sterkte; stroomversnelling; versterkte legerplaats |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avstå från mat | abstineren; vasten | |
fast | abstineren; vasten | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fast | degelijk; gelijkmatig; gestaag; hecht; solide; stevig | |
fort | alras; rap; snel; vlot; vlug |
Wiktionary: vasten
vasten
Cross Translation:
noun
-
een tijd waarin men zich meest om religieuze redenen bepaalde zaken, veelal voedsel, ontzegt
- vasten → fastetid
-
zich onthouden van voedsel
- vasten → fasta
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vasten | → påskfastan; fastan | ↔ Lent — period of penitence for Christians before Easter |
• vasten | → fasta | ↔ fast — to abstain from or eat very little food |
• vasten | → fastetid | ↔ fasting — period of time when one abstains from or eats very little food |
• vasten | → Påskfastan | ↔ carême — christianisme|fr temps d’abstinence et de jeûne qui comprendre quarante-six jours entre le mardi gras et le jour de Pâques, et pendant lequel un certain nombre de jeûnes, d’abstinences et d’autres privations sont ordonnées par l’Église. |