Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hål (Zweeds) in het Nederlands

hal:


Synoniemen voor "hal":


Wiktionary: hal

hal
adjective
  1. egaal, met geringe ruwheid, slipperig

Cross Translation:
FromToVia
hal gladde aalglattübertragen, abwertend: durchtrieben, sehr gewandt, geschickt, kaum angreifbar, gerissen, schwer (mit Argumenten) zu packen, für alles eine Ausrede habend, mit Hilfe geschickter Rhetorik seine Interessen durchsetzen, raffiniert
hal glad aalglatt — von der oberflächlichen Beschaffenheit her wie eine Aalhaut; schleimig-glatt, schlüpfrig
hal glad smooth — lacking friction, not rough
hal glad; glibberig; ongrijpbaar glissant — Sur quoi l’on glisse facilement.

HAL:


häl:

häl [-en] zelfstandig naamwoord

  1. häl
    de hiel
    • hiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. häl (klack)
    de slagzij
    • slagzij [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor häl:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hiel häl
slagzij häl; klack

Synoniemen voor "häl":

  • bakfot

Wiktionary: häl

häl
noun
  1. een enigszins uitstekend deel achteraan de voet

Cross Translation:
FromToVia
häl hiel heel — (anatomy) part of the foot
häl hiel talon — Partie de l’arrière du pied

hål:

hål [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. hål (gruvhål; grop; avgrund; gruvschakt)
    de mijn; mijngroeve; de groeve
    • mijn [de ~] zelfstandig naamwoord
    • mijngroeve [znw.] zelfstandig naamwoord
    • groeve [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. hål (klyvning; urringning; vrå; )
    de kloof; de reet; de uitsparing; de inkeping; het gat; de opening; de scheur; het split; de barst; de groef
    • kloof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • reet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • uitsparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • inkeping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • scheur [de ~] zelfstandig naamwoord
    • split [het ~] zelfstandig naamwoord
    • barst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • groef [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. hål (öppning; hålighet)
    de kuil; de uitholling
    • kuil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitholling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. hål (läcka; läckage)
    de lek; het lekken
    • lek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lekken [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. hål (lekkage)
    het gat; waterlek; het gaatje; de lek
    • gat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waterlek [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gaatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. hål (fack)
    het compartiment; de coupé
  7. hål
    de tanding
    • tanding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hål:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barst hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå spricka
compartiment fack; hål
coupé fack; hål
gaatje hål; lekkage
gat hål; hålighet; klyvning; lekkage; skreva; springe; urringning; vrå analöppning; anus; brytning; bräcka; bräsch; liten by; lucka; rämna
groef hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå fåra; räffla
groeve avgrund; grop; gruvhål; gruvschakt; hål fåra; minskackt; räffla; villebråd
inkeping hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå hack; inskuren; karvande; repa; skåra
kloof hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå avgrund; klyfta; skreva; spricka; springa; vrå
kuil hål; hålighet; öppning
lek hål; lekkage; läcka; läckage läcka; läckage
lekken hål; läcka; läckage
mijn avgrund; grop; gruvhål; gruvschakt; hål gruvdrift
mijngroeve avgrund; grop; gruvhål; gruvschakt; hål
opening hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå brytning; bräcka; bräsch; början; dike; dörröppning; lucka; myntinkast; rämna; skreva; spricka; springa; vrå
reet hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå
scheur hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå riva; spricka
split hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå brutna stenar; kalk; mortel; reva; rämna; skåra
tanding hål
uitholling hål; hålighet; öppning niche
uitsparing hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå skreva; spricka; springa; vrå
waterlek hål; lekkage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lekken läcka
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lek punkterad; punkterat
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
mijn min; mina

Synoniemen voor "hål":


Wiktionary: hål


Cross Translation:
FromToVia
hål holletje; gat; gaatje; opening hole — hollow in some surface
hål holte; opening; gat hole — opening in a solid
hål leemte; gat; [[zwakke plek]] hole — weakness, flaw
hål hole hole — portion of a game of golf
hål gat LochStelle in einer homogenen Masse, an der Substanz fehlt
hål gat Loch — im Boden, in Bäumen oder Ähnlichem befindlicher Hohlraum oder Senke

Verwante vertalingen van hål



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hål (Nederlands) in het Zweeds

hal:

hal [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de hal (entreehal)
    hall; förstuga
    • hall [-en] zelfstandig naamwoord
    • förstuga [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de hal (vestibule; portaal; voorportaal; entree)
    hall; vestibul
    • hall [-en] zelfstandig naamwoord
    • vestibul [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de hal (overloop; verbindingsgang; portaal)
    korridor; passage
  4. de hal (ontvangstruimte; salon; receptiekamer)
    mottagningsrum; tekningsrum
  5. de hal (vishal)
    fiskmarknad
  6. de hal (ridderzaal)
    riddarsal

Vertaal Matrix voor hal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fiskmarknad hal; vishal visafslag; vismarkt
förstuga entreehal; hal
hall entree; entreehal; hal; portaal; vestibule; voorportaal grote kamer; narthex; voorhal; voorhuis; zaal
korridor hal; overloop; portaal; verbindingsgang corridor; doorgang; gang; passage; wandelgang
mottagningsrum hal; ontvangstruimte; receptiekamer; salon behandelkamer; ontvangkamer; salon; spreekkamer
passage hal; overloop; portaal; verbindingsgang doorgang; doorloop; doorrit; gang; gangboord; gangpad; overtocht; overvaart; passage; passus; zeereis
riddarsal hal; ridderzaal
tekningsrum hal; ontvangstruimte; receptiekamer; salon
vestibul entree; hal; portaal; vestibule; voorportaal

Verwante woorden van "hal":


Wiktionary: hal


Cross Translation:
FromToVia
hal korridor corridor — narrow hall or passage

HAL: