Zweeds

Uitgebreide vertaling voor stickande (Zweeds) in het Nederlands

stickande:

stickande zelfstandig naamwoord

  1. stickande (styng)
    geprik; gesteek
    • geprik [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gesteek [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stickande:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geprik stickande; styng
gesteek stickande; styng

Synoniemen voor "stickande":

  • frän

Wiktionary: stickande


Cross Translation:
FromToVia
stickande scherp; stekend pungent — having a strong odour

stickande vorm van sticka:

sticka werkwoord (sticker, stack, stuckit)

  1. sticka
    breien
    • breien werkwoord (brei, breit, breide, breiden, gebreid)
  2. sticka
    aftroeven; overtroeven
    • aftroeven werkwoord (troef af, troeft af, troefde af, troefden af, afgetroefd)
    • overtroeven werkwoord (overtroef, overtroeft, overtroefde, overtroefden, overtroefd)
  3. sticka (smocka till; jabba; stöta)
    porren; stoten; een por geven
    • porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)
    • stoten werkwoord (stoot, stootte, stootten, gestoten)
    • een por geven werkwoord
  4. sticka (försvinna)
    opkrassen
    • opkrassen werkwoord (kras op, krast op, kraste op, krasten op, opgekrast)
  5. sticka (sticka med vasst föremål; picka)
    prikken in
    • prikken in werkwoord (prik in, prikt in, prikte in, prikten in, geprikt in)
  6. sticka (stinga)
    steken; prikken; steken geven
    • steken werkwoord (steek, steekt, stak, staken, gestoken)
    • prikken werkwoord (prik, prikt, prikte, prikten, geprikt)
    • steken geven werkwoord (geef steken, geeft steken, gaf steken, gaven steken, steken gegeven)
  7. sticka (uthugga; snida; utskära)
    voorsnijden
    • voorsnijden werkwoord (snijd voor, snijdt voor, sneed voor, sneden voor, voorgesneden)
  8. sticka (genomborra)
    doorprikken; openprikken
    • doorprikken werkwoord (prik door, prikt door, prikte door, prikten door, doorgeprikt)
    • openprikken werkwoord (prik open, prikt open, prikte open, prikten open, opengeprikt)
  9. sticka (hålla tillsammans; fästa ihop)
    samenplakken; klitten

Conjugations for sticka:

presens
  1. sticker
  2. sticker
  3. sticker
  4. sticker
  5. sticker
  6. sticker
imperfekt
  1. stack
  2. stack
  3. stack
  4. stack
  5. stack
  6. stack
framtid 1
  1. kommer att sticka
  2. kommer att sticka
  3. kommer att sticka
  4. kommer att sticka
  5. kommer att sticka
  6. kommer att sticka
framtid 2
  1. skall sticka
  2. skall sticka
  3. skall sticka
  4. skall sticka
  5. skall sticka
  6. skall sticka
conditional
  1. skulle sticka
  2. skulle sticka
  3. skulle sticka
  4. skulle sticka
  5. skulle sticka
  6. skulle sticka
perfekt particip
  1. har stuckit
  2. har stuckit
  3. har stuckit
  4. har stuckit
  5. har stuckit
  6. har stuckit
imperfekt particip
  1. hade stuckit
  2. hade stuckit
  3. hade stuckit
  4. hade stuckit
  5. hade stuckit
  6. hade stuckit
blandad
  1. stick!
  2. stick!
  3. stucken
  4. stickande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor sticka:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftroeven överträffande
overtroeven överträffande
porren petande
stoten bankande; bultande; stötande
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftroeven sticka
breien sticka
doorprikken genomborra; sticka
een por geven jabba; smocka till; sticka; stöta
klitten fästa ihop; hålla tillsammans; sticka klistra; klistra ihop; limma; limma ihop
openprikken genomborra; sticka
opkrassen försvinna; sticka dra; fara åt helvete; försvinna; stick
overtroeven sticka
porren jabba; smocka till; sticka; stöta påskynda; skjuta på
prikken sticka; stinga
prikken in picka; sticka; sticka med vasst föremål
samenplakken fästa ihop; hålla tillsammans; sticka
steken sticka; stinga
steken geven sticka; stinga
stoten jabba; smocka till; sticka; stöta vackla
voorsnijden snida; sticka; uthugga; utskära

Synoniemen voor "sticka":


Wiktionary: sticka


Cross Translation:
FromToVia
sticka breien knit — to make fabric from thread or yarn
sticka naald needle — implement for sewing etc.
sticka vluchten; wegstuiven; het op een lopen zetten skedaddle — move or run away quickly
sticka splinter splinter — long, sharp fragment of material, often wood
sticka steken stab — To pierce or wound with pointed object
sticka scherf; splinter Splitter — Bruchstück aus einem harten Material, zum Beispiel Holz, Glas, Metall
sticka stikken; pikken; priemen; prikken; steken piquer — Traductions à trier suivant le sens
sticka breien tricoterexécuter un tissu à mailles, soit à la main, à l’aide d’aiguilles longues et émousser, soit avec un métier spécial.

Verwante vertalingen van stickande