Overzicht
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor mör (Zweeds) in het Nederlands
mor:
Vertaal Matrix voor mor:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Moor | individ av morisk härkomst; mor; morian; neger | |
ma | mamma; mor; morsan | |
mama | mamma; mor; morsan | |
mamma | mamma; mor; morsan | |
mammie | mamma; mor; morsan | |
mams | mamma; mor; morsan | |
moe | mamma; mor; morsan | |
moeder | mamma; mor; morsan | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
moe | utmattad; utmattat |
Synoniemen voor "mor":
Wiktionary: mor
mor
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mor | → Moor | ↔ Moor — a member of a certain mixed race of Arab and Berber people |
• mor | → Moor | ↔ Moor — a member of a this race that formerly occupied Spain |
• mor | → nonkel; oom | ↔ maternal uncle — brother of one's mother |
• mor | → moeder | ↔ mother — female (human) who parents a child, gives birth to a baby, or is pregnant |
• mor | → moeder | ↔ mother — one’s female parent |
• mor | → ouders | ↔ parents — one's mother and father |
• mor | → oom; nonkel | ↔ uncle — brother (or brother-in-law) of someone’s parent |
• mor | → moeder | ↔ mère — Femme qui a donné naissance |
• mor | → moeder | ↔ mère — Femme qui a le rôle maternel |
mör:
Vertaal Matrix voor mör:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mals | mör; mört; saftigt |
Synoniemen voor "mör":
Verwante vertalingen van mör
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor mör (Nederlands) in het Zweeds
mör vorm van morren:
-
morren (over iets mopperen; kankeren; klagen; mopperen; brommen; pruttelen)
-
morren (ontevreden mompelen; murmeren)
Conjugations for morren:
o.t.t.
- mor
- mort
- mort
- morren
- morren
- morren
o.v.t.
- morde
- morde
- morde
- morden
- morden
- morden
v.t.t.
- heb gemord
- hebt gemord
- heeft gemord
- hebben gemord
- hebben gemord
- hebben gemord
v.v.t.
- had gemord
- had gemord
- had gemord
- hadden gemord
- hadden gemord
- hadden gemord
o.t.t.t.
- zal morren
- zult morren
- zal morren
- zullen morren
- zullen morren
- zullen morren
o.v.t.t.
- zou morren
- zou morren
- zou morren
- zouden morren
- zouden morren
- zouden morren
diversen
- mor!
- mort!
- gemord
- morrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor morren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
knorra | geknor | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gnälla | brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen | brullen; emmeren; gillen; janken; kermen; temen; zemelen; zich beklagen |
knorra | brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen | foeteren; knorren; knorrend geluid maken; sakkeren |
kvirra | brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen | |
muttra ogillande | morren; murmeren; ontevreden mompelen |