Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- vara:
-
Wiktionary:
- vara → zijn
- vara → wezen, liggen, zitten, staan, zijn, plaatsvinden, bestaan, goederen, waar, duren, volhouden, product, handelswaar, koopwaar, ding, voorwerp, middel, werktuig, stuk gereedschap, instrument, inkomen, ontvangst, opbrengst, verdienste
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor vara (Zweeds) in het Nederlands
vara:
-
vara (handelsvara)
-
vara
-
vara
Vertaal Matrix voor vara:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
handel | handelsvara; vara | affärer; arbetet; fast tag; fattning; förhandling; grepp; handel; handelsdriva; kommers; marknad |
handelswaar | handelsvara; vara | gods; handelsvaror; varor |
klandizie | handelsvara; vara | klientel; kundkrets |
koophandel | handelsvara; vara | förhandling; handelsdriva |
koopwaar | handelsvara; vara | artiklar; gods; handelsvaror; produkter; varor |
nering | handelsvara; vara | arbetet; handelsdriva |
product | vara | avkastning; behållning; fabricera; vinst |
waar | handelsvara; vara | artiklar; gods; grejor; handelsvaror; produkter; saker; varor |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
waar | riktig; riktighet; säkerligen; verklig; verkligt | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
basisproduct | vara | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
basisproduct | råvara | |
waar | varthän |
Synoniemen voor "vara":
Wiktionary: vara
vara
Cross Translation:
verb
-
bestaan
-
zich bevinden.
-
gelijk zijn aan.
-
tot de groep behoren van
-
de eigenschap hebben.
-
zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van ergatieven
-
zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van de lijdende vorm
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vara | → wezen; liggen; zitten; staan; zijn | ↔ be — occupy a place |
• vara | → plaatsvinden; zijn | ↔ be — occur, take place |
• vara | → bestaan; zijn | ↔ be — exist |
• vara | → zijn | ↔ be — elliptical form of "be here", or similar |
• vara | → zijn | ↔ be — used to indicate that the subject and object are the same |
• vara | → zijn | ↔ be — used to indicate that the subject plays the role of the predicate nominative |
• vara | → zijn | ↔ be — used to connect a noun to an adjective that describes it |
• vara | → zijn | ↔ be — used to indicate that the subject has the qualities described by a noun or noun phrase |
• vara | → zijn | ↔ be — used to indicate weather, air quality, or the like |
• vara | → zijn | ↔ be — (archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs |
• vara | → bestaan | ↔ consist — to be composed (of) |
• vara | → goederen; waar | ↔ goods — that which is produced, traded, bought or sold |
• vara | → duren | ↔ last — endure, continue over time |
• vara | → volhouden | ↔ last — to hold out |
• vara | → product | ↔ product — commodity for sale |
• vara | → waar | ↔ Ware — durch Handel oder Tausch erwerbbares Gut |
• vara | → duren | ↔ dauern — (intransitiv) über bestimmten Zeitraum erstrecken, für eine bestimmt Zeitspanne anhalten, währen |
• vara | → zijn | ↔ sein — Kopula, die dem Subjekt ein logisches Prädikat zuordnet |
• vara | → waar; handelswaar | ↔ denrée — Tout ce qui se vendre pour la nourriture des hommes ou des animaux, marchandise. |
• vara | → waar; handelswaar; koopwaar | ↔ marchandise — Ce qui se vendre, se débiter, soit en gros, soit en détail, dans les boutiques, magasins, foires, marchés, etc. |
• vara | → ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste | ↔ produit — résultat créatif de l’activité humaine. |
• vara | → zijn | ↔ être — Verbe |