Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- vanlig:
- vänlig:
-
Wiktionary:
- vanlig → gewone, gewoon, gemene, gemeen, veelvoorkomend, eenvoudig, veelvuldig, talrijk, vaak, dikwijls, gebruikelijk
- vänlig → aardig, vriendelijk
- vänlig → hartelijk, vriendelijk, aangenaam, sympathiek, vriendschappelijk, leuk, fijn, lief, schattig, ontvangen, verwelkomen, (iets goed of slecht) opnemen, aardig, voorkomend, aanhankelijk, gehecht, opofferingsgezind, toegenegen, beminnelijk, bekoorlijk, charmant, innemend, snoeperig, snoezig, liefelijk, zacht, zoet
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor vanlig (Zweeds) in het Nederlands
vanlig:
-
vanlig (gängse; vanligt; allmänt)
gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon-
gebruikelijk bijvoeglijk naamwoord
-
courant bijvoeglijk naamwoord
-
gangbaar bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
-
vanlig (vanligt)
doodgewoon-
doodgewoon bijvoeglijk naamwoord
-
-
vanlig (alldaglig; grått; trivial; alldagligt; vanligt; ordinärt; trivialt)
ordinair; alledaags; gewoon; niets bijzonders; eenvoudig-
ordinair bijvoeglijk naamwoord
-
alledaags bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
niets bijzonders bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
vanlig (merendels; vanligt)
-
vanlig (vanligt; typiskt; normalt; regelrätt)
-
vanlig (enkel; okonstlat; vanligt; enkelt; tydligt; okonstlad; alldagligt)
Vertaal Matrix voor vanlig:
Synoniemen voor "vanlig":
Wiktionary: vanlig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vanlig | → gewone; gewoon; gemene; gemeen | ↔ common — usual |
• vanlig | → veelvoorkomend | ↔ common — found in large numbers or in a large quantity |
• vanlig | → gewoon | ↔ common — ordinary |
• vanlig | → gewoon | ↔ ordinary — normal, routine |
• vanlig | → eenvoudig | ↔ plain — ordinary; lacking adornment or ornamentation |
• vanlig | → gewoon | ↔ usual — most commonly occurring |
• vanlig | → veelvuldig; talrijk; vaak; dikwijls | ↔ häufig — vielfach vorkommend, viele Male, immer wieder auftretend |
• vanlig | → gebruikelijk | ↔ üblich — gewöhnlich oder häufig auftretend, normal |
• vanlig | → gebruikelijk; gewoon | ↔ habituel — Qui est devenu une habitude, qui est passé en habitude. |
vänlig:
-
vänlig (vänligt)
vriendelijke-
vriendelijke bijvoeglijk naamwoord
-
-
vänlig (vänligt; hjärtligt)
-
vänlig (vänskapligt; vänligt)
-
vänlig (hövisk; vänligt; artigt; höviskt)
hoffelijk; voorkomend; attent; galant; ridderlijk-
hoffelijk bijvoeglijk naamwoord
-
voorkomend bijvoeglijk naamwoord
-
attent bijvoeglijk naamwoord
-
galant bijvoeglijk naamwoord
-
ridderlijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
vänlig (behaglig; trevligt; vänligt; behagligt)
-
vänlig (förbindlig; vänligt; förbindligt; förekommandet; tillgängligt; förekommande; älskvärt)
innemend; minzaam; charmant; genegenheid opwekkend-
innemend bijvoeglijk naamwoord
-
minzaam bijvoeglijk naamwoord
-
charmant bijvoeglijk naamwoord
-
genegenheid opwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
-
vänlig (lugnt; milt; välvillig; vänskaplig; vänskapligt)
amicaal; vriendschappelijk; kameraadschappelijk-
amicaal bijvoeglijk naamwoord
-
vriendschappelijk bijvoeglijk naamwoord
-
kameraadschappelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
vänlig (jovialt; vänligt)
Vertaal Matrix voor vänlig:
Synoniemen voor "vänlig":
Wiktionary: vänlig
vänlig
Cross Translation:
adjective
-
aangenaam in omgang
-
met het nodige respect
Cross Translation: