Utrustning in het Frans vertaald uit het Zweeds

Remove Ads

Overzicht

Zweeds naar Frans: Meer gegevens...

utrustning:
- instrument; outils; outillage; instruments; ustensiles; outil; harnais; collier; équipement; armement; aménagement; matériel; pièce d'équipement; pièces d'équipement; renforcement de l'armement; appareil; dispositif; feraillage; armature
Wiktionary:
- utrustning → équipement
- utrustning → équipement, garniture, fourniture, agencement

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor utrustning (Zweeds) in het Frans

utrustning:

utrustning [-en] zelfstandig naamwoord

utrustning (verktyg; hjälpmedel; handverktyg)
l'instrument; l'outils; l'outillage; l'instruments; l'ustensiles; l'outil
- instrument [le ~] zelfstandig naamwoord
- outils [le ~] zelfstandig naamwoord
- outillage [le ~] zelfstandig naamwoord
- instruments [le ~] zelfstandig naamwoord
- ustensiles [le ~] zelfstandig naamwoord
- outil [le ~] zelfstandig naamwoord
utrustning
l'harnais; l'outils; le collier
- harnais [le ~] zelfstandig naamwoord
- outils [le ~] zelfstandig naamwoord
- collier [le ~] zelfstandig naamwoord
utrustning
l'équipement; l'outillage
- équipement [le ~] zelfstandig naamwoord
- outillage [le ~] zelfstandig naamwoord
utrustning
l'équipement; l'outillage; l'armement; l'aménagement; le matériel
- équipement [le ~] zelfstandig naamwoord
- outillage [le ~] zelfstandig naamwoord
- armement [le ~] zelfstandig naamwoord
- aménagement [le ~] zelfstandig naamwoord
- matériel [le ~] zelfstandig naamwoord
utrustning
l'équipement; la pièce d'équipement
- équipement [le ~] zelfstandig naamwoord
- pièce d'équipement [la ~] zelfstandig naamwoord
utrustning
la pièces d'équipement
- pièces d'équipement [la ~] zelfstandig naamwoord
utrustning
le renforcement de l'armement
- renforcement de l'armement [le ~] zelfstandig naamwoord
utrustning
l'équipement
- équipement [le ~] zelfstandig naamwoord
utrustning (apparatur)
l'appareil; le matériel; le dispositif; l'instrument; l'outil
- appareil [le ~] zelfstandig naamwoord
- matériel [le ~] zelfstandig naamwoord
- dispositif [le ~] zelfstandig naamwoord
- instrument [le ~] zelfstandig naamwoord
- outil [le ~] zelfstandig naamwoord
utrustning (rustning; bestyckning; beväpning)
le feraillage; l'armement; l'armature; l'équipement
- feraillage [le ~] zelfstandig naamwoord
- armement [le ~] zelfstandig naamwoord
- armature [la ~] zelfstandig naamwoord
- équipement [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor utrustning:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aménagement	utrustning	dekoration; heminredning; inredning; möblering; påklädning
appareil	apparatur; utrustning	apparat; bruksartikel; bruksvara; enhet; maskin; maskineri; mekanism; mobiltelefon
armature	bestyckning; beväpning; rustning; utrustning	ankare; smet; väggankare
armement	bestyckning; beväpning; rustning; utrustning	bevapning; militärmateriel; vapen
collier	utrustning	halsband; halskedja; hundhalsband; kedja; koppel
dispositif	apparatur; utrustning
feraillage	bestyckning; beväpning; rustning; utrustning
harnais	utrustning
instrument	apparatur; handverktyg; hjälpmedel; utrustning; verktyg	apparat; maskin
instruments	handverktyg; hjälpmedel; utrustning; verktyg
matériel	apparatur; utrustning	krav; maskinvara; material
outil	apparatur; handverktyg; hjälpmedel; utrustning; verktyg	apparat; maskin; verktyg
outillage	handverktyg; hjälpmedel; utrustning; verktyg	fordringar; krav; verktygsindustri
outils	handverktyg; hjälpmedel; utrustning; verktyg
pièce d'équipement	utrustning
pièces d'équipement	utrustning
renforcement de l'armement	utrustning
ustensiles	handverktyg; hjälpmedel; utrustning; verktyg
équipement	bestyckning; beväpning; rustning; utrustning	filmklippning; kläder; klädslar; montage; utstyrslar
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
matériel		faktisk; faktiskt; handgripligt; påtagligt; verklig; verkligt; värdslig; värdsligt

Synoniemen voor "utrustning":

packning; mundering; materiel; redskap

Wiktionary: utrustning

utrustning

noun

marine|fr action d’équiper un vaisseau, une flotte.
- équipement → utrustning

Cross Translation:

From	To	Via
• utrustning	→ équipement	↔ equipment — whatever is used in equipping
• utrustning	→ équipement	↔ Ausrüstung — Sammelbegriff für Werkzeuge, die man für etwas braucht
• utrustning	→ équipement	↔ Ausrüstung — additionale Funktionswerkzeuge
• utrustning	→ équipement; garniture; fourniture	↔ Ausstattung — Gegenstände, mit denen jemand oder etwas ausgerüstet ist
• utrustning	→ équipement; agencement	↔ Ausstattung — Einrichtungsgegenstände eines Raumes
• utrustning	→ équipement	↔ Equipment — Gesamtheit der Ausrüstungsgegenstände für ein bestimmtes Vorhaben

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van utrustning

Remove Ads

Vertaal utrustning van Zweeds naar Frans

Uitgebreide vertaling voor utrustning (Zweeds) in het Frans

utrustning:

utrustning [-en] zelfstandig naamwoord

utrustning (verktyg; hjälpmedel; handverktyg)

utrustning

utrustning

utrustning

utrustning

utrustning

utrustning

utrustning

utrustning (apparatur)

utrustning (rustning; bestyckning; beväpning)

Vertaal Matrix voor utrustning:

Synoniemen voor "utrustning":

Wiktionary: utrustning

Verwante vertalingen van utrustning