Overzicht
Zweeds naar Frans: Meer gegevens...
-
trasigt:
- endommagé; abîmé; cassé; brisé; rompu; en morceaux; troué; fracturé; crevé; détraqué; lacéré; en pièces; en dérangement; avarié; en lambeaux; variolé; délabré; fêlé; déchiré; défectueux; en panne; hors de service; hors d'usage; dévoré; détérioré; dans un état triste
- faute; erreur; errance; défaut; imperfection
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor trasigt (Zweeds) in het Frans
trasigt:
-
trasigt (skadad; bruten; skadat; brutet)
endommagé; abîmé; cassé; brisé; rompu; en morceaux; troué; fracturé; crevé; détraqué; lacéré; en pièces; en dérangement; avarié; en lambeaux; variolé; délabré; fêlé; déchiré-
endommagé bijvoeglijk naamwoord
-
abîmé bijvoeglijk naamwoord
-
cassé bijvoeglijk naamwoord
-
brisé bijvoeglijk naamwoord
-
rompu bijvoeglijk naamwoord
-
en morceaux bijvoeglijk naamwoord
-
troué bijvoeglijk naamwoord
-
fracturé bijvoeglijk naamwoord
-
crevé bijvoeglijk naamwoord
-
détraqué bijvoeglijk naamwoord
-
lacéré bijvoeglijk naamwoord
-
en pièces bijvoeglijk naamwoord
-
en dérangement bijvoeglijk naamwoord
-
avarié bijvoeglijk naamwoord
-
en lambeaux bijvoeglijk naamwoord
-
variolé bijvoeglijk naamwoord
-
délabré bijvoeglijk naamwoord
-
fêlé bijvoeglijk naamwoord
-
déchiré bijvoeglijk naamwoord
-
-
trasigt (funkar ej; sönder)
défectueux; en panne; hors de service; en dérangement; hors d'usage-
défectueux bijvoeglijk naamwoord
-
en panne bijvoeglijk naamwoord
-
hors de service bijvoeglijk naamwoord
-
en dérangement bijvoeglijk naamwoord
-
hors d'usage bijvoeglijk naamwoord
-
-
trasigt (söndertrasad; söndertrasat; skadat; trasig)
endommagé; abîmé; avarié; en pièces; en lambeaux-
endommagé bijvoeglijk naamwoord
-
abîmé bijvoeglijk naamwoord
-
avarié bijvoeglijk naamwoord
-
en pièces bijvoeglijk naamwoord
-
en lambeaux bijvoeglijk naamwoord
-
-
trasigt (trasig)
-
trasigt (trasig; bruten; brutet)
-
trasigt (i kras; sönderslaget; trasig)
en pièces; cassé; brisé; en morceaux; endommagé; délabré; dévoré; fêlé; rompu; détérioré; lacéré; fracturé; dans un état triste-
en pièces bijvoeglijk naamwoord
-
cassé bijvoeglijk naamwoord
-
brisé bijvoeglijk naamwoord
-
en morceaux bijvoeglijk naamwoord
-
endommagé bijvoeglijk naamwoord
-
délabré bijvoeglijk naamwoord
-
dévoré bijvoeglijk naamwoord
-
fêlé bijvoeglijk naamwoord
-
rompu bijvoeglijk naamwoord
-
détérioré bijvoeglijk naamwoord
-
lacéré bijvoeglijk naamwoord
-
fracturé bijvoeglijk naamwoord
-
dans un état triste bijvoeglijk naamwoord
-