Zweeds
Uitgebreide vertaling voor trög (Zweeds) in het Frans
trög:
-
trög (trögt; dumt; tjockskalligt; dum)
-
trög (trubbig; trögt; slött; burdus; burdust; okänsligt; trubbigt)
-
trög (tråkigt; matt; långsamt; trögt; livlöst; livlös; likgiltigt; slö)
indolent; inerte; traînant; indolemment-
indolent bijvoeglijk naamwoord
-
inerte bijvoeglijk naamwoord
-
traînant bijvoeglijk naamwoord
-
indolemment bijvoeglijk naamwoord
-
-
trög (trögt)
vaguement; du bout des lèvres; à peine; légèrement; faiblement; mollement; indistinctement; tièdement; insipidement-
vaguement bijvoeglijk naamwoord
-
du bout des lèvres bijvoeglijk naamwoord
-
à peine bijvoeglijk naamwoord
-
légèrement bijvoeglijk naamwoord
-
faiblement bijvoeglijk naamwoord
-
mollement bijvoeglijk naamwoord
-
indistinctement bijvoeglijk naamwoord
-
tièdement bijvoeglijk naamwoord
-
insipidement bijvoeglijk naamwoord
-
-
trög (trögt; slött; arbetsskygg; arbetsskyggt)
paresseux; paresseuse; paresseusement-
paresseux bijvoeglijk naamwoord
-
paresseuse bijvoeglijk naamwoord
-
paresseusement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor trög:
Synoniemen voor "trög":
Wiktionary: trög
trög
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trög | → obtus; sot; idiot | ↔ dull — not bright or intelligent |
• trög | → lourd; lourdingue | ↔ thick — informal: stupid |
• trög | → paresseux d'esprit | ↔ denkfaul — zu träge zum Denken, unwillig oder unfähig zur geistigen Arbeit |
• trög | → inerte | ↔ inert — veraltet: wenig/nicht aktiv |